Gast- of ziekenhuizen, wel te onderscheiden van zoodanige verpiegingsgestichten, waarin gezonde oude of behoeftige lieden door gunst, door regt of tegen betaling worden opgenomen, zijn óf inrigtingen van algemeenen aard, zoodat daarin allerlei lijders worden opgenomen, óf bestemd voor eene bepaalde soort van zieken, hetzij mannen, vrouwen of kinderen, hetzij voor bijzondere ziekten, bijvoorbeeld voor oogziekten, voor syphilictische ziekten, voor borstziekten. Zulk een gasthuis staat gewoonlijk onder het opperbestuur van een collegie van regenten, terwijl de inwendige regeling der zaken er is toevertrouwd aan de zorg van een eersten geneesheer, gewoonlijk door eenige ambtgenooten bijgestaan. Voorts heeft men mannen en vrouwen, die met het verplegen der zieken belast zijn. Die taak wordt vooral in R. Katholieke landen veelal toevertrouwd aan zusters van liefdadigheid — hetgeen voorzeker geenszins is af te keuren, indien deze zusters zelfbeheersching genoeg bezitten, om de lijders niet met overdrevene godsdienstige voorstellingen en vermaningen te verontrusten.
Gasthuizen, ten behoeve van groote steden gebouwd, moeten niet te ver van de kom der bevolking gelegen zijn. omdat hierdoor het overbrengen der lijders bemoeijelijkt wordt. Daarentegen dient men te zorgen, dat zoodanig gesticht volkomen toegankelijk zij voor licht en lucht, terwijl men alle overtollige drukte en geraas moet vermijden. Het is verkieslijk voor de frischheid, welke in zulk een gebouw moet heerschen, dat het geene of althans niet meer dan ééne verdieping hebbe. De vertrekken en zalen moeten van elkander gescheiden wezen, zoodat de bedorven lucht van het eene vertrek niet in het andere kan doordringen. Door ventilatie zorge men voor eene voldoende luehtverversching. De ruimte der ziekenzalen moet in goede verhouding staan tot het aantal lijders.
Eene zaal ter lengte van 30, ter breedte van 10 en ter hoogte van 5 Ned. el bevatte niet meer dan 20 bedden, die 2 Ned. el van elkaar verwijderd moeten wezen, terwijl zich tusschen de rijen der bedden een afstand dient te bevinden van 5 Ned. el. De ledikanten moeten slechts aan het hoofdeneind omgeven zijn door gordijnen, om aan de frissche lucht toegang te gunnen, maar moeten tevens onderling afgesloten kunnen worden door kraamschutten, opdat geen lijder last hebbe van de ellende van zijn buurman. Eene bijzondere zorg vereischt de inrigting der privaten ; de lijders moeten ze gemakkelijk kunnen bereiken, en er mag geene sprake zijn van eenige onaangenaam riekende uitwaseming. Voorts dient men aan zulk een gasthuis zalen te verbinden voor herstellende lijders, — reserve-zalen voor hen, die men van de overige wil afzonderen, hetzij om hunne rust te bevorderen , hetzij om het gevaar van besmetting te voorkomen, — eene apotheek, — baden, — eene gelegenheid voor lijkopening enz. Behalve frischheid van lucht moet in een gasthuis de grootste zindelijkheid, de meeste kalmte, de ijverigste naauwgezetheid, de vurigste menschenliefde, de stiptste orde en het meest mogelijke geduld gevonden worden.
Men zal gevoelen, dat de kosten, door een groot gasthuis vereischt, betrekkelijk geringer zijn, dan die, welke door een klein gesticht worden veroorzaakt. Toch is een groot hospitaal zeer ongunstig voor de lijders; het sterftecijfer is er naar verhouding veel grooter dan in de kleinere ziekenhuizen, wanneer namelijk zoowel de kleine als de groote goed ingerigt zijn. Uitmuntende gasthuizen heeft men in Europa vooral te Parijs, te Weenen en te Berlijn, en in ons Vaderland bezitten wij een voortreffelijk gasthuis in het Nieuwe Ziekenhuis te Rotterdam. Van de merkwaardige inrigtingen voor bepaalde ziekten in Nederland vermelden wij, behalve een aantal krankzinnigengestichten, het gesticht voor ooglijders te Utrecht, hetwelk onder het opzicht staat van den hoogleeraar Donders.
Gasthuizen noemt men ook inrigtingen, door particulieren of door den Staat in het leven geroepen tot verpleging van oude of zieke behoeftigen. Men onderscheidt ze in twee soorten, naarmate zij al of niet liefdadigheidsgestichten zijn. Hun doel is tweeledig: bevordering der volksgezondheid en verzorging van armen. Er zijn er, die het tweeledig karakter met de beide doeleinden in zich vereenigen. In elk geval behooren zij te staan onder het oppertoezigt van den Staat. Van gemeentewege opgerigt en onderhouden, staan zij onder de reglementen der gemeente, maar als geneeskundige instellingen behooren zij tevens aan het geneeskundig staatstoezigt onderworpen te zijn.
Oorspronkelijk zijn bijna alle gasthuizen als liefdadige gestichten opgerigt. Dat karakter behoeven zij niet te verliezen, al is het, dat de Staat, bij gemis van genoegzame particuliere liefdadigheid, zich de zorg voor behoeftige zieken moet aantrekken. Vele voordeelen zijn in vroegere tijden aan zulke gasthuizen verleend, onder anderen de zoogenaamde octrooijen om te mogen erven van de personen, die zonder testament in de gasthuizen overleden. Dergelijke armeninrigtingen hebben tot het aanvaarden van eene erfenis of een legaat tegenwoordig magtiging van den Koning noodig. Onze armenwet stelt in beginsel vast, dat de kosten van verpleging van armen verhaald kunnen worden op hunne nalatenschap en op het vermogen van hen, die als bloedverwanten door het Burgerlijk Wetboek onderhoudpligtig worden verklaard. Zullen de gasthuizen als liefdadigheidsinstellingen heilzaam werken, dan moeten zij in elk geval — maar in ’t bijzonder, wanneer zij van staatswege opgerigt en onderhouden worden — beheerd worden naar de regels, die eene verstandige armenverzorging aan de hand geeft, waaromtrent wij verwijzen naar het artikel Armoede.