Gallipoli. Onder dezen naam vermelden wij: ^ _ _ Gallipolis, (Callípoli, in den tijd van Plinius, als Anxa vermeld), eene eenigzins versterkte haven- en koopstad in de Italiaansche provincie Lecce (Terra d’Otranto), omstreeks 10½ geogr. mijl ten zuidoosten van Tarente en 6 geogr. mijl van Otranto. Zij is haren naam Callípolis (Schoonstad) voorzeker verschuldigd aan hare fraaije ligging aan de Golf van Tarente op een rotsachtig eiland, hetwelk door middel eener brug met hare voorstad Lizza op het vasteland verbonden is. De haven, door een kunstmatigen dam (molo) gevormd, is in 1855 aanmerkelijk verbeterd, maar wegens de klippen bij haren mond niet zonder gevaar bij het binnenvallen der schepen.
De vrij goedgebouwde stad is de hoofdstad van een district en de zetel van een bisschop. Zij bezit eene aanzienlijke hoofdkerk en ongeveer 10.000 inwoners , — is eene der stoombootstations tusschen Ancona, Messina en Napels en drijft een belangrijken handel in olie, katoen, sinaasappelen en andere zuidelijke vruchten.
Gallípoli (Callípolis), eene zee- en koopstad van een liva (district) van het Turksche ejaleet (gewest) Edirne of Adrianopel, gelegen aan de kust van het schiereiland Gallipoli (de Thracische Chersonesus). Zij is de belangrijkste stad aan de Dardanellen, alsmede de zetel van een kaimakam en van een Griekschen bisschop. Er zijn 2 havens, ellendige huizen en naauwe straten, maar groote bazars, vele moskeeën, in Moorschen trant gebouwde baden, vele bouwvallen en gedenkteekenen van vroegeren tijd, zelfs magazijnen en kelders, door Justinianus gebouwd, enz. Men heeft er 30.000 inwoners (Turken, Grieken, Armeniërs en Israëlieten), die een uitgebreiden handel drijven en met kooplieden van alle volkeren in de bazars zaken doen. Het oude Callipolis, tegenover Lampsacus op de Aziatische kust en niet ver van Aegos-Potamoi, waar Lysander in 405 vóór Chr. eene beslissende zegepraal behaalde, droeg vermoedelijk eerst den naam van Crithote en werd onder den nieuwen naam eerst in den tijd der latere koningen van Macedonië vermeld. Zij was reeds vroeg de zetel van een bisschop en werd onder de Byzantijnsche keizers zeer gewigtig geacht als de sleutel van den Hellespont en de stapelplaats van den Italiaanschen handel. Hier staken in Maart 1190 de Kruisvaarders onder Frederik Barbarossa naar Azië over.
Bij de stichting van het Latijnsche Keizerrijk (1204) kwam de stad onder de heerschappij der Venetianen, werd in 1234 door Keizer Vatatzes van Nicaea veroverd, in 1306 door de Cataloniërs onder Roger-Flor bezet, na diens dood bijna geheel uitgemoord en na eene langdurige belegering door de Grieken en Genuézen na het sloopen der vestingwerken ontruimd (1307). Zij was de eerste stad in Europa, welke in handen viel van de Turken, die na hunne landing (19 September 1356) bij het slot Zimpe (Dsjemenlik) in 1357 de stad met de kasteelen Konoer en Boelair veroverden onder aanvoering van Soliman, waarna deze het volgende jaar bij Sidi-Kawak (de Plataan van den Cid) tusschen die beide sterkten overleed. De veroveraars bevestigden de stad; dat geschiedde vooral ook in 1390 door Bajazet, die haar tevens van eene nieuwe haven voorzag. Den 29sten Mei 1416 leden de Turken tusschen Gallipoli en Lampsacus de nederlaag in een zeegevecht tegen de Venetianen onder Petro Loredano. In 1421 ontrukte Moerad II deze stad aan den oproerigen Moestafa en deed hem aldaar ophangen. Gedurende den Krimoorlog stapten de Franschen er aan land en hielden haar in 1854 en 1855 bezet.