Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Fruytier

betekenis & definitie

Fruytier of Fruytiers. Onder dezen naam vermelden wij:

Jan Fruytier of Fruytiers, waarschijnlijk in Brabant geboren. Hij was requestmeester van prins Willem I en heeft door zijne beschrijving van de belegering en van het ontzet van Leiden eene belangrijke dienst bewezen aan het Vaderland, terwijl hij voorts door andere geschriften de Hervorming aanmerkelijk bevorderd heeft. Hij schreef: „Ecelesiastieus of de wijze sproken Jesu des zoons Syrachs enz. (1565)”, — „Beschrijving van den Watervloet van 1 November 1570 (1571)”, — „Corte beschrijvinghe van de strenge belegheringe ende wonderbaerlicke verlossinge der stadt Leyden in Hollandt, enz. (1574)”, — „De gulden A B C, enz. (1570)”, — en „Waarachtige legende van Jan de Witte, enz. (1609)”.

Lucas Fruytier of Fruyterius, vermoedelijk een bloedverwant van den voorgaande en volgens Justus Lipsius een der grootste genieën, die Nederland heeft voortgebragt. Reeds vroeg was hij ervaren in de Latijnsche en Grieksche letterkunde en vervaardigde Latijnsche gedichten. Hij overleed op 25-jarigen leeftijd te Parijs ten gevolge van het roekeloos drinken van koud water na zich in de kaatsbaan te hebben verhit. Na zijn dood gaf Johan van der Does van hem uit: „Lucae Fruterii Brugensis librorum qui recuperari potuerunt reliquiae, etc. (1584)”.

Jacobus Fruytier, tot hetzelfde geslacht behoorende. Hij werd geboren te Middelburg den 5den Junij 1659, studeerde te Utrecht in de godgeleerdheid, en werd achtervolgens predikant te Aardenburg, Dirksland, Vlissingen, Middelburg en Rotterdam. In laatstgenoemde stad bleef hij 31 jaar werkzaam, en overleed er den 23sten Mei 1731. Hij was een ijverig Voetiaan, en van zijne talrijke geschriften noemen wij: „Godts gerechtshandelingen met zijn volk van Nederlandt (1707, 2 dln, 2de uitgave 1735)”, — „Zions worstelingen of historische zamenspraken over de verscheiden en zeer bittere wederwaardigheden van Christus Kerk (1715 en later bij herhaling)”, — „Over het wezen en de onsterfelijkheid van ’s menschen ziel (1738)”, — en „Kort vertoog van de waarheid der Heilige Schriftuur (1738)”. Voorts schreef hij eene menigte leerredenen en strijdschriften.

< >