Fruin (Robert), een verdienstelijk Nederlandsch geschiedkundige, werd geboren te Rotterdam den 14den November 1823, ontving er zijne opleiding aan de Erasmiaansche school, vertrok in 1842 als student naar Leiden, werd er in 1847 tot doctor in de letteren bevorderd, en in 1849 benoemd tot leeraar in de geschiedenis aan het gymnasium. In het jaar 1860 werd hij aldaar geroepen tot den académischen leerstoel, dien hij er bij voortduring ter zake van het onderwijs in de historie bekleedt. Van zijne geschriften noemen wij: „Tien jaren uit den Tachtigjarigen Oorlog”. Voorts bestreed hij in 1854 de Groeniaansche beginselen van staatsregt, — leverde een uitmuntend vertoog over de Grieksch-Romeinsche godenleer, — en plaatste onderscheidene belangrijke opstellen in „De Gids”, — in „Nijhoff’s Bijdragen”, wier redactie hij na den dood van den eersten redacteur op zich nam, — en in den „Nederlandschen Spectator”.
Hij is lid van de Koninklijke Académie van Wetenschappen te Amsterdam, en correspondérend lid van die te München. — Zijn broeder Jacobus Antonie Fruin, hoogleeraar in de regten aan de académie te Utrecht, werd geboren te Rotterdam den 8sten Junij 1828, studeerde te Leiden in de regten en promoveerde aldaar. Na eene poos als advocaat te Rotterdam gepractiseerd te hebben, werd hij referendaris bij het ministérie van Financiën, en in 1859 hoogleeraar. Ook hij is lid van de Koninklijke Académie van Wetenschappen te Amsterdam.