Frugoni (Carlo Innocenzo), een beroemd Italiaansch dichter, geboren te Genua den 21sten November 1692, werd bestemd voor den geestelijken stand en maakte snelle vorderingen in de kennis der fraaije letteren. Reeds in 1716, toen hij te Brescia zich oefende in de welsprekendheid, was hij beroemd als een sierlijk schrijver in proza en poëzij. Hij stichtte er eene vereeniging, waarin hij den naam ontving van Comante Eginetico. Vervolgens nam zijn geest eene hoogere vlugt, en daarna was hij werkzaam als hoogleeraar te Genua en toen te Bologna.
Door tusschenkomst van den cardinaal Bentivoglio werd hij aan het Hof van Parma met onderscheiding ontvangen, en zijne „Gedenkwaardigheden van het huis Farnese” werden met den titel van „Koninklijk geschiedschrijver” beloond. Na den dood van hertog Antonio keerde hij naar Genua terug. De kluisters zijner kloostergelofte begonnen hem te drukken, en het gelukte hem, zich daarvan te ontslaan. Zijne groote canzone op de verovering van Oran door de Spaansche troepen onder graaf Montemar en andere gedichten bezorgden hem grooten roem. Hij werd weder naar het Hof van Parma geroepen, maar de oorlog, die in Italië tusschen Spanje en Oostenrijk uitbarstte, bragt hem in moeijelijke omstandigheden. Na den Vrede van Aken ging hij evenwel derwaarts en wijdde zich geheel en al aan de dichtkunst, totdat hij den 20sten December 1768 overleed. Zijne verzamelde werken zijn in 1779 te Lucca in 15 deelen uitgegeven.