Frisschen, in het Duitsch frischen, noemt men het zuiveren van ruwijzer door verbranding van het koolstofgehalte en door het verwijderen van vreemdsoortige inmengsels door oxydatie, zoodat het ruwijzer in smeedijzer veranderd wordt. Het geschiedt in den frischhaard door middel van houtskolen. In dien met gloeijende kolen gevulden haard worden de ruwijzeren staven gelegd en met kolen overdekt. De smelting geschiedt door het aanwenden van blaastoestellen en met hulp van toevoegsels.
De luchtstroom oxydeert daarbij een gedeelte van het ijzer en de koolstof wordt er door verbranding uit weggenomen. Het ijzer vloeit naar het benedengedeelte van den haard en vormt er een bijna deegachtig mengsel van geoxydeerd, koolstofhoudend ijzer. Daar hier de zuurstof van het geoxydeerde gedeelte zich verbindt met de koolstof van het overige, ontstaat kooloxydegas, hetwelk verbrandt. Door middel van braakstangen wordt de massa bij herhaling opgebroken en omgeroerd en bij luchttrekking weder gesmolten, totdat het ijzer zijne koolstof verloren heeft en een witten klomp smeedijzer vormt.
Het gesmolten ijzer, dat bij deze bewerking kneedbaar wordt, is geschikt voor eene verdere behandeling. Het frisschen neemt een aanvang zoodra 50 tot 150 Ned. pond gesmolten zijn. De kolen worden dan opgeruimd en de ijzermassa opgebroken. Is deze geheel omgekeerd, dan wordt zij op nieuw gesmolten totdat zij kneedbaar is. De ijzerklomp, wolf of ook loup- of frischstuk genoemd, wordt er in eens uitgeligt en wit-gloeijend onder den hamer gebragt. Men geeft daaraan onder het smeden de gedaante van een parallelopipedum, dat daarna in verscheidene stukken verdeeld, tot eene witte gloeihitte gebragt en uitgesmeed wordt, waarbij men de slakken er uitdrijft.
Het frisschen geschiedt ook wel, inzonderheid in Engeland, in vlamovens. Op den haard brengt men 100 tot 150 Ned. pond ruwijzer, die in de vlam van steenkolen smelten, waarna men de deegachtige massa gestadig met braakstangen omroert, zoodat zulke ovens ook puddle- of roer-ovens genoemd worden. Zoodra het ruwijzer onder deze bewerking gelijkmatig over den haard is uitgespreid, neemt het frisschen een aanvang. Deze bewerking duurt 40 tot 50 minuten en maakt de ijzermassa allengs stijver. De voortdurende dooréénwerking belet het zamenbakken van het ijzer, zoodat dit korrelig wordt, waarna men eene snelle, sterke hitte aanbrengt, die de gescheiden deeltjes vereenigt. Men verdeelt vervolgens de ijzermassa in stukken, die behamerd en alzoo van slakken bevrijd worden. Hierna worden die stukken in een zweet- of wel-oven witgloeijend gemaakt en daarna tus schen plet- of rolwerk gebragt. Hoe vaker deze bewerking herhaald wordt, des te beter is het ijzer.
De frischhaard is een open haard, geschikt voor houtskolen, wier verbranding door blaastoestellen bevorderd wordt. De vlamoven heeft een haard van vuurvaste steenen of van eene gegoten ijzeren plaat, welke ter hoogte van eenige duimen mot zand, hamerslag of geklopte slakken bedekt is. Door Bessemer is eene derde handelwijze ingevoerd, die vooral gevolgd wordt bij de bereiding van staal (zie aldaar).