Frauenlob is de bijnaam, dien de meesterzanger Heinrich von Meiszen droeg, welligt wegens den lof, door hem aan de vrouwen toegezwaaid, of wegens zijn lofzang aan de Heilige Maagd, — of volgens anderen, omdat h|j in zijn lied, waarmede hij met Regenbogen om den voorrang streed, aan het woord Frau de voorkeur gaf boven het woord Weib. Hij werd geboren in 1260 en was aan de Zuiden Noord-Duitsche vorstenhoven zeer gezien. Later vestigde hij zich te Mainz, waar hij eene vereeniging van dichters tot stand bragt en in 1318 overleed. Men vermeldt, dat vrouwen zijn lijk naar de domkerk hebben gedragen.
Zijne grafzerk, die in 1744 vernield werd, is in 1842 vervangen door een gedenkteeken van den beroemden beeldhouwer Schwanthaler. Hoewel gevoel en rijkdom van denkbeelden in zijne gedichten niet ontbreken, worden deze ontsierd door gewrongene woordvoegingen en door eene opstapeling van geleerdheid, die aanleiding gaf tot het vermoeden van lateren tijd, dat hij doctor in de godgeleerdheid geweest is. Die gedichten zijn onder anderen uitgegeven door Ettmüller (1842).
