Flahault de la Billarderie (Auguste Charles Joseph, graaf de), een Fransch generaal en staatsman, geboren den 21sten April 1785, was de telg van een adellijken stam uit Picardië. Zijn vader, een ijverig koningsgezinde, moest tijdens de groote Revolutie op het schavot sterven. De jonge Flahault vond met zijne moeder eene wijkplaats in Engeland, waar zij onder den naam van Souza schreef en hierdoor in de behoeften van haar zelve en van haar zoon voorzag. Nadat beide vervolgens eenigen tijd in Duitschland hadden doorgebragt, keerden zij in 1798 terug naar Parijs, waar Flahault dienst nam bij de ruiterij, waarmede hij onder het bevel van Napoleon in Italië streed.
In 1800 nam hij deel aan den veldtogt in Portugal, werd adjudant van Murat en onderscheidde zich zoowel bij Austerlitz als in Spanje. Na den slag bij Wagram werd hij kolonel en adjudant van Berthier, — voorts baron van het Keizerrijk. In den oorlog met Rusland in 1812 streed hij dapper bij Mohilew en werd in het volgende jaar brigade-generaal en na den terugkeer van Napoleon adjudant van dezen. Zijn onverschrokken gedrag bij Leipzig bezorgde hem den rang van divisie-generaal en graaf.
Bij de eerste Restauratie wees hij alle aanbiedingen der Bourbons van de hand en plaatste zich bij den terugkeer van Napoleon weder aan diens zijde. De Keizer zond hem met belangrijke depêches naar Weenen, doch Flahault werd te Stuttgart in hechtenis genomen en keerde onverrigter zake terug naar Parijs, waar Napoleon hem tot pair benoemde. Vervolgens streed hij bij Waterloo, en de invloed van Talleyrand was oorzaak, dat hij bij de tweede Restauratie niet uit Frankrijk verbannen werd. Hij begaf zich eenigen tijd naar Zwitserland en daarna naar Engeland, waar hij met de dochter van den rijken lord Keith in het huwelijk trad. Slechts nu en dan bezocht hij Parijs, doch na de Julij-revolutie nam hij zitting in de Kamer der Pairs en was in 1831 gedurende een half jaar gezant te Berlijn. Daarna woonde hij de belegering der citadèl van Antwerpen bij, en werd in 1841 benoemd tot gezant aan het Hof te Weenen.
Hij bekleedde die betrekking tot aan den val van Louis Phlippe, doch werd vervolgens door het Voorloopig Bewind als generaal gepensioneerd. Na den staatsstreek van 2 December 1851 stelde hij zich ter beschikking van Lodwmijk Napoleon en werd lid der consultatieve commissie en in 1853 senator. Het volgende jaar werd hij mede belast met de uitgave der briefwisseling van Napoleon I. Hij overleed te Parijs den 2den December 1870. Zijne vroegere betrekking met koningin Hortense schonk het leven aan den graaf Morny.