Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Espartero

betekenis & definitie

Espartero (Don Baldamero), graaf van Luchana, hertog van Vittoria, een beroemd Spaansch generaal en staatsman, werd geboren te Granatula in de provincie La Mancha in 1792.

Hij was de zoon van een wagenmaker en de jongste van 9 kinderen. Wegens sukkelachtigheid zag hij zich bestemd tot den geestelijken stand, doch in 1808, bij den inval der Franschen, verliet hij het klooster en trad in dienst. Later werd hij cadet, was tegen het einde van 1811 onderofficier bij het corps ingenieurs te Cadix en zag zich in 1814 geplaatst bij een infanterie-regement te Valladolid. In Januarij 1815 behoorde hij tot de expeditie, die onder aanvoering van generaal don Pablo Murillo tot beteugeling van een opstand naar Zuid-Amerika vertrok.

Na de capitulatie van Ayachucho (zie aldaar) keerde hij met Valdez, Conterac, Rodil, Alaix, Lopez, Narvaéz, Maroto enz. naar Spanje terug, waar hij als brigadier in garnizoen kwam te Logrono. Hier huwde hij met de dochter van een rijken grondbezitter, en werd kort daarop met zijn regiment naar het eiland Mallorca gezonden. In 1832 verklaarde hij zich een voorstander der regten van de dochter van koning Ferdinand VII, en toen na ’s Vorsten dood de burgeroorlog uitbarstte, bood hij aan om met zijn regiment op te rukken naar de noordelijke provinciën.

Hij werd commandant-generaal van Biscaye en daarna luitenant-generaal, en toen Cordova zich in 1836 naar Madrid begaf, nam hij tijdelijk het opperbevel waar. Door zijne komst redde hij in 1836 Madrid, en zag zich bevorderd tot generaal-en-chef van het noorderleger, tot onderkoning van Navarre en tot kapitein-generaal der Baskische provinciën. Als afgevaardigde naar de Constituérende Cortes bezwoer hij de constitutie van 1837, maar hij was ontevreden op het ministérie Galatrava, zoodat hij het weldra deed vallen.

Toen den 12den September 1837 het leger van don Carlos vóór Madrid verscheen, verwierf hij nogmaals den roem, dat hij de stad behield. Hij deed den Pretendent over de Ebro achterwaarts wijken, veroverde de hoogten van Luchana, en ontzette Bilbao. Hij maakte zich voorts verdienstelijk door de tucht in het leger te herstellen. Terwijl hij allengs rees in de gunst der Koningin, vervulden zijne bloedige daden te Pampelona en elders de gemoederen met schrik.

In 1838 vernietigde hij den aanslag van den Carlistischen generaal Negri, en zijn voorspoedige veldtogt in 1839 bezorgde hem den titel van grande en van hertog van Vittoria. Met groote behendigheid wist hij gebruik te maken van de verdeeldheid der Carlisten en onderhandelingen met Maroto aan te knoopen, waardoor het verdrag van Bergara tot stand kwam, hetwelk don Carlos noodzaakte, om de wijk te nemen naar Frankrijk. Toen Espartero in 1840 den veldtogt tegen Cabrera opende, eischte hij, dat zijn secretaris en adjudant Linage, die kort te voren het Ministérie beleedigd had, tot generaal zou worden bevorderd, — ’t geen de regéring niet durfde weigeren.

Intusschen hadden de zittingen der Cortes een aanvang genomen, en het ministérie, op de meerderheid vertrouwend, poogde door eene wet tot beperking der gemeentelijke besturen een slag toe te brengen aan de partij van Espartero — die der Exaltado’s. De Koningin-regentes, die zich naar Barcelona begeven had, hechtte daaraan haar zegel, in strijd met den raad van Espartero, en toen de beweging zich uitbreidde, ondersteunde hij deze, snelde naar Madrid, waar hij zegepralend binnentrok, en begaf zich van hier als eerste minister met zijne ambtgenooten naar Valencia, waar de Koningin-regentes (10 October 1840) afstand deed van hare waardigheid en haar voornemen te kennen gaf, om naar Frankrijk te vertrekken.

Hierna hield hij het regéringsbeleid in handen, en werd dan ook den 8sten Mei 1841 door de Cortes tot regent des lands benoemd. Hij regeerde met kracht en beleid, verzette zich tegen de aanmatigingen der geestelijkheid, hield de gemeenebestgezinde beweging, die zich vooral te Valencia openbaarde, in toom, dempte den opstand te Pampelona, verijdelde de plannen tot schaking der jeugdige Koningin en tot verleiding der troepen door de generaals Diégo Leon en Concha, en bedwong de Baskische provinciën. Den 15den November 1841 beteugelde hij te Barcelona den republikeinschen geest en keerde den 30sten November daaraanvolgende in triomf terug naar Madrid.

Van dien tijd af zocht hij de vriendschap met Engeland, zoodat het verbitterde Frankrijk de plannen bevorderde van koningin Christina. Niettemin gelukte het hem, de Exaltado’s voor uitspattingen te bewaren doordien hij de constitutie van 1837 handhaafde; — ook vernietigde hij door een bombardement het oproer te Barcelona (1842), doch hij bezweek voor het verbond der Progressisten en Republikeinen met de Moderado’s (aanhangers van koningin Christina).

Hij zag zich genoodzaakt, zijne toestemming te geven aan de algemeene amnestie, gelijk die door het ministérie Lopez was voorgesteld, en daardoor werd het land blootgesteld aan de listen en lagen der terugkeerende Moderados. Toen echter het Ministérie het ontslag eischte van den secretaris Linage, den voorstander eener Britschgezinde staatkunde, en van generaal Zurbano, die zich bij de inwoners van Barcelona gehaat had gemaakt door zijne gestrengheid, gaf hij aan het Ministérie zijn afscheid en ontbond de Cortes (20 en 26 Mei 1843).

Weldra verspreidde zich het door zijne tegenstanders uitgestrooide gerucht, dat hij een zeer nadeelig handelsverdrag had gesloten. Eene Junta, te Barcelona gevormd, nam het besluit, om Espartero van zijne waardigheid vervallen, en koningin Isabella meerderjarig te verklaren, waarna een voorloopig bewind, den 1ste Julij 1843 ingesteld en bestaande uit Lopez, Caballero en Serrano, hem als een verrader des vaderlands het regentschap ontnam.

Aan het hoofd van den opstand te Valencia bevond zich Narvaéz, zijn persoonlijke vijand, die nu oprukte naar Madrid, waar de troepen reeds waren omgekocht. De snelle opvolging der gebeurtenissen bragt Espartero in verlegenheid en op een togt naar Barcelona liet hij door een nutteloos weifelen den voor hem geschikten tijd voorbijgaan. Toen Narvaéz Madrid bereikt had, bleef hem dus niets anders over, dan zich te Cadix in te schepen en over Lissabon naar Engeland te gaan, waar hij den 19den Augustus 1843 aan wal stapte. Terwijl men hem in Engeland nog als regent huldigde, was hij den 16de Augustus te voren door een decreet van het Spaansch Bewind vervallen verklaard van al zijne titels en waardigheden.

Eerst in den aanvang van 1848 schonk de Koningin hem verlof om naar zijn vaderland terug te keeren. Hier nam hij zitting in den Senaat, doch daar hij naar zijn zin geen voldoende aanhangers vond, begaf hij zich weldra naar Logrono. Gedurende den Progressistischen opstand van 1854 nam de Koningin hare toevlugt tot hem en benoemde hem tot eersten minister, terwijl de voorloopige regéring te Saragossa hem tot opperbevelhebber van het leger aanstelde.

Nu vormde hij een kabinet, waarin generaal O’Donnel met de portefeuille van oorlog belast werd, doch de splitsing der overwinnende partij in zuivere Progessisten (aanhangers van Espartero) en in conservatieve Progessisten maakte een ordelijk bestuur onmogelijk. Daarenboven gevoelde Espartero wegens ongesteldheid zich niet opgewassen tegen den drang der omstandigheden, en daar O’Donnell zich beijverde, om door allerlei listen den minister Escosura uit het kabinet te verdringen, nam Espartero eindelijk (14 Julij 1865) zijn ontslag, waarna hij zich weder naar Logrono begaf, om aldaar een ambteloos leven te leiden.

Zelfs de gebeurtenissen van 1868 en de moeijelijkheden van het oogenblik hebben hem niet kunnen bewegen, om het glibberig staatstooneel weder te betreden, ofschoon er van verschillende zijden met warmte op aangedrongen werd.

< >