Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dupanloup

betekenis & definitie

Dupanloup (Félix Antoine Philibert), een Fransch praelaat, geboren te St. Félix in Savoye den 3den Januarij 1802, studeerde te Parijs, ontving in 1825 de priesterwijding, werd in 1827 biechtvader van den hertog van Bordeaux, in 1828 catechiseermeester der jonge prinsen van Orléans, in 1835 eerste hulpprediker aan de kerk St. Roche te Parijs, en in 1837 directeur van een seminarium. In 1841 werd hij aan de Sorbonne geplaatst als leeraar in de kanselwelsprekendheid, schreef de brochures: „Pacification réligieuse”, — „La souveraineté temporelle du Pape” — en „Défense de la souveraineté du Pape” in ultramontaanschen geest, en zag zich in 1849 benoemd tot bisschop van Orléans.

In 1850 werd het wetsontwerp over de vrijheid van onderwijs in het Wetgevend Ligchaam behandeld, en door den bijstand van Thiers, Cousin, Montalembert en Parieu behaalden er de Ultramontanen de overwinning, zoodat de kleine seminariën nagenoeg met de universiteiten werden gelijkgesteld. Als bisschop ontwikkelde Dupanloup een onvermoeiden ijver. Toen pater Gaume, vicaris-generaal te Rheims, het lezen der Heidensch-classieke geschriften veroordeelde, sprong Dupanloup hiervoor in de bres, weshalve hij door den „Univers” op eene lage wijze werd aangevallen, terwijl de Fransche Académie hem daarentegen in 1854 tot lid benoemde.

Met kracht verzette hij zich tegen de geschriften van About over Rome, en in zijne „Lettre à un Catholique (1859)” tegen het vlugschrift „Le Pape et le Congres”, dat aan Napoleon III werd toegeschreven. Dupanloup stemde volkomen in met de beginselen, door den Paus verkondigd, en hij was de eerste Fransche bisschop, die het verwerpingsoordeel uitsprak over père Hyacinthe.

Tevens was hij een ijverig voorstander van het Oecuménisch Concilie. Des te grooter was de algemeene verbazing, toen hij zich aansloot bij den aartsbisschop van Parijs, in zijne „Herderlijke Brieven” van 10, 11 en 12 November 1869 en als een openlijk tegenstander der onfeilbaarheidsleer optrad, en zelfs de zamenroeping van het Concilie af keurde, hetgeen hem een heftigen aanval van den vicaris-generaal van den bisschop van Rheims en eene onvriendelijke ontvangst van de zijde van den Paus bij de opening van het Concilie op den hals haalde.

Voorts behoorde hij tot de 93 geestelijken, die den 3den Junij 1870 een protest teekenden tegen den staatsstreek der Curie. Gedurende den Duitsch-Franschen oorlog was hij met een krijgszuchtigen geest bezield, vooral na den aftogt van generaal von der Tann uit Orléans, weshalve hij na den terugkeer van dezen eenigen tijd in hechtenis gehouden werd. Na den Vrede zag hij zich gekozen tot lid der Nationale Vergadering, waarbij zich beijverde, om door eene fusie van legitimisten en Orléanisten de trooncandidatuur van den graaf van Chambord te bevorderen. Zijne geschriften over het onderwijs zijn onder den titel „De l’éducation (1855—1857)” verzameld. Voorts vermelden wij van hem: „Eléments de rhetorique sacrée (1841)”, — en „Le Christianisme présenté aux hommes du monde (1844, 6dln)”.

< >