Dulon (Rudolf), een ijveraar voor de belangen der Democratie en der vrije gemeenten in Noord-Duitschland, werd geboren te Stendal den 30sten April 1807, studeerde te Halle in de godgeleerdheid, en werd eerst rector te Werben, en in 1836 predikant te Flossau bij Osterburg. In deze betrekking ging hij vervolgens naar Magdeburg, waar hij in vlugschriften in verzet kwam tegen het ministérie Eichhorn, zoodat reeds tot zijne schorsing besloten was, toen de opstand van Maart de uitvoering daarvan verhinderde.
Met geestdrift nam hij deel aan de volksbeweging, en gaf „Wider Junker und Pfaffen” en „Halte fest, Deutscher Sinn!” in het licht. In 1848 ging hij als predikant naar Bremen, schreef er zijn boek „Vom Kampf um Völkerfreiheit”, stichtte er in 1850 de socialistisch-democratische „Tageschronik” en later „Der Wecker”. In 1851 werd hij op aandringen van het Hannoversch bewind in hechtenis genomen, schreef in de gevangenis „Der Tag ist angebrochen”, en kwam weldra op vrije voeten, dewijl hij van geenerlei overtreding kon beticht worden. Daar men hem echter wegens laatstgenoemd werk te Bremen in staat van beschuldiging stelde, nam hij de wijk naar Amerika.