Donia is de naam van een der oudste geslachten in Friesland. De geschiedenis vermeldt reeds in 1182 een Tjalling Donia als den stichter van het klooster Oudendale bij Lidlum, en in 1348 een Tjaard Donia, die als aanvoerder der Friezen graaf Willem II, later Roomsch-Koning, Aken hielp veroveren. De latere Donia's behoorden echter niet tot hunne afstammelingen, maar tot die van Tjerk Harinxma, die zich Donia noemde, toen hij de stins van deze naam te Oosterend door zijn huwelijk met Auck Donia in bezit kreeg.
Van zijne 7 zonen hebben 6 deelgenomen aan den Frieschen burgeroorlog in de 2de helft der 15de eeuw, zoodat men dien den „Donia-oorlog” noemde. Zij waren:
Agge Donia, de oudste. Deze was zeer oploopend en kon niet dulden, dat zijn neef Watse Harinxma te Sloten meer gezag had dan hij, zoodat Agge de partij der Schieringers verliet en zich bij die der Vetkoopers voegde. Door hem en de zijnen — onder aanvoering van Jancke Douwma — werd in 1458 Sloten in brand gestoken en Harinxma op zijne stins belegerd. Doch de Schieringers rukten aan tot ontzet, en Donia moest de wijk nemen, terwijl zijn huis te Sloten hem voor altijd ontrukt werd. In 1459 veroverde hij de stins van Jouke Galama te Aekmarijp en beroofde het omliggende land. Aan zijne wreedheid kwam echter een einde, daar 2 vermomde gezellen in 1491 op last van Jarich en Hero Hottinga hem op zijne stins te Oosterend overvielen en gewond naar Hottingahuis te Wommels bragten, waarna zijne stins gesloopt werd. Het schijnt, dat hij zijne overige levensjaren in armoede en ellende heeft doorgebragt.
Haring Donia, de tweede zoon. Deze werd in 1455 grietman van Wijmbritseradeel en woonde te Nieuwland op Donia-state. Nadat hij in 1459 vruchteloos Hottinga-huis bestormd had, werd in 1461 zijne state door de Schieringers geplunderd, zoodat hij eene schuilplaats zocht op de stins van Hepke te Smallebrug. Hij veroverde en versterkte voorts Hiddema-stins op Nieuwland, verzoende zich met zijn vijand Epo a Kee Hottinga, voerde oorlog met de Galama's, veroverde het slot van Janke Douwma te Irnsum, doch sneuvelde in den slag, dien hij dezen leverde bij het klooster Aalsum (1462).
Hotse Donia, de derde zoon. Deze werd grietman van Hennaarderadeel in 1453, en nam deel aan de strooptogten der 2 voorgaanden.
Benedict Donia, de vierde zoon. Deze nam desgelijks deel aan den burgeroorlog, en zijne stins te Heeg werd door Domme Sjaardema verwoest (1495).
Kempo Donia, de vijfde zoon. Deze bewoonde eene stins te Hemelum, en werd in 1462 in een gevecht tegen Ige Galama gedood.
Tjerk Donia, de zesde zoon. Deze was gevestigd op Donia-state te Oosterend, ging met zijn broeder tot de partij der Vetkoopers over, en werd in 1462 door Gale Galama van Koudum gevangen genomen.
Tot hetzelfde geslacht behoorden:
Binnert Donia, die te Engwierum in Oostdongeradeel woonde en in 1473 aldaar belegerd werd. Na het sluiten eener overeenkomst trokken de belegeraars af, doch eenigen van hen, die het vertrek tot den volgenden morgen uitstelden, werden door Donia overvallen en vermoord. Terstond werd de stins op nieuw belegerd, en nu stormenderhand ingenomen. De bevelhebber, Botte Donia, werd met 18 krijgsknechten in de gracht gesmoord. Binnert was afwezig, doch werd te Kollum gevangen genomen en — daar hij zich gedurig van het paard liet vallen, om zoodoende te ontsnappen — door zijne vijanden omgebragt.
Kempo of Keimpe Donia, geboren in de 2de helft der 16de eeuw. In 1594 werd hij grietman van Leeuwarderadeel, vervolgens lid van Gedeputeerde Staten, curator van de hoogeschool te Franeker, in 1607 gecommitteerde in de Staten-Generaal tot het sluiten van een bestand met Spanje, in 1619 lid van den Raad van State, en overleed in November 1622 te ’s Hage als lid van de Staten-Generaal.
Frans Donia, een zoon van den voorgaande. Hij werd lid van den Landsdag en door dezen afgevaardigd naar de Staten-Generaal, terwijl hij zich vervolgens van wege Friesland benoemd zag tot gevolmagtigde bij den Munsterschen vredehandel (1648). Hij overleed in 1651, en zijne dochter Frouk had tot 2den echtgenoot den beroemden Balthazar Bekker.