Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Doedes (Jacobus Izaäk)

betekenis & definitie

Doedes (Jacobus Izaäk), een verdienstelijk Nederlandsch godgeleerde en sedert 1859 hoogleeraar in de theologie aan de Utrechtsche hoogeschool, werd geboren den 20sten November 1817 te Langerak bezuiden de Lek. Van 1834 tot 1841 was hij student aan de hoogeschool te Utrecht, waar hij in laatstgenoemd jaar tot doctor in de godgeleerdheid werd bevorderd na verdediging eener dissertatie „De Jesu in vitam reditu”. Den 9den Juli 1843 werd hij als predikant te Hall bevestigd, en den 5den September 1847 te Rotterdam, waar hij werkzaam bleef, totdat hij den 22sten Junij 1859 het hoogleraarsambt te Utrecht aanvaardde met eene „Oratio de critica studiose a theologis exercenda”. In 1844 zag zijne door Teylers Godgeleerd Genootschap met goud bekroonde prijsverhandeling het licht over „De tekstkritiek van de Schriften des Nieuwen Verbonds”.

Later nam hij deel aan den strijd tegen de zoogenaamde Groninger School en vooral tegen de moderne theologie. Zijn theologisch standpunt wordt het best gekend uit zijne „Inleiding tot de leer van God (Utrecht, 1870)” en uit zijne „Leer van God (Utrecht, 1871)”, waarin hij zich als warm voorstander van het supranaturalistisch theïsme doet kennen. In verband met zijne académische lessen over de exegese van het Nieuwe Testament gaf hij zijne „Hermeneutiek voor de schriften des Nieuwen Verbonds uit (2de druk, Utrecht, 1869)”, en in verband met zijn collége over de encyclopedie der Christelijke theologie eene methodologische handleiding onder den titel van „De theologische studiëngang geschetst (Utrecht, 1866)”. Behalve onderscheidene andere verhandelingen en opstellen over verschillende onderwerpen, tot het gebied der theologie in betrekking staande, zagen van hem ook een tweetal geschriften het licht, die resultaten van zijne historisch-bibliografische onderzoekingen bevatten, namelijk, „De Heidelbergsche Catechismus, in zijne eerste levensjaren geschetst (Utrecht, 1867)”, en „De Geschiedenis van de eerste uitgaven der schriften des Nieuwen Verbonds in de Nederlandsche taal, volgens onlangs gevonden exemplaren thans voor het eerste beschreven (Utrecht, 1872)”.

< >