Dobroedsja, weleer Scythia Minor, is de naam van het noordoostelijke gedeelte van het Turksche gewest Boelgarië, hetwelk door de Donau van Walachije en Moldavië gescheiden is en ten oosten zijne grens vindt aan de Zwarte Zee. Het behoort tot het ejaleet Silistria en bestaat gedeeltelijk uit eene hoogvlakte met steppen en graanvelden, gedeeltelijk (in het noorden) uit het moerassige delta-land van de Donau, hetwelk sedert den Vrede van Adrianopel aan Rusland toekwam, doch bij den Vrede van Parijs (1856) wederom aan de Porte afgestaan is. Het wordt bewoond door Turkomanen en Tartaren die zich op landbouw en veeteelt toeleggen, en door Osmanen, Grieken, Arméniërs en Israëlieten, die zich met handwerken, de visscherij en den handel bezig houden.
De belangrijkste plaatsen zijn er Babadagh, welke tot nu toe als de hoofdstad beschouwd wordt, de Donau-steden Hirsowa, Matsjin, Isaktsji en Toeltsja, in het zuiden Basardsjik en Beltsjik. Ongeveer in het midden tusschen Tsjernawoda aan de knie van de voorwaarts zich wendende rivier en de zeehaven Koestendsje wordt de Donau doorsneden van den wal van Trajanus, alsmede sedert 1860 van den spoorweg, waarbij de nieuwe stad Medsjidiéh is ontstaan, welke reeds 20.000 inwoners telt. Dit gewest is uit een krijgskundig oogpunt van groot belang, daar het, hoe weinig voor 't overige voor troepenbewegingen geschikt, den weg draagt, die uit het noorden naar Constantinopel leidt.