Djokjokarta, bij verkorting ook wel Djokjo genoemd, is eene residentie op Java, die ten noorden grenst aan Soerakarta en Kadoe, ten westen aan Bagelén, ten oosten aan Soerakarta en Patjitan, en ten zuiden aan de Indische zee. Zij heeft eene lengte van 57 geogr. mijl, en wordt doorsneden van den weg van Patjitan naar Magelang (de hoofdplaats van Kadoe). De voornaamste rivieren zijn er de Progo, de Mantjingan en de Oepak, — en de belangrijkste bergen de Merapi en de Goenong Kidool.
De residentie is verdeeld in 2 groote afdeelingen, namelijk Mataram en Goenong Kidool (Segoro Kidool), die te zamen een groot aantal regentschappen bevatten. Men heeft er een Sultan, staande onder het opperbestuur van het Nederlandsche Gouvernement, als ook landen, die aan onafhankelijke vorsten toebehooren. Het aantal inwoners bedraagt er ongeveer 370.000, waaronder zich 700 Europeanen en een paar duizend Chinézen bevinden. De grond is er grootendeels vruchtbaar en levert rijst, indigo, tabak, koffij, peper, maïs, katoen en suiker; ook zijn er vele ooftboomen.
In deze residentie is in 1825 de oorlog ontstaan, die gedurende 5 jaar midden-Java geteisterd heeft. Schoon men omtrent de oorzaken eenigzins in het onzekere verkeert, schijnt ons Koloniaal Bestuur daartoe aanleiding te hebben gegeven, doordien het zich in het algemeen tegen landverhuringen verklaarde en toch bij de vorsten van Soerakarta en Djokjokarta aanzoek deed, om zelf landen in huur te bekomen, ’t geen door hen werd afgewezen, terwijl dat Bestuur er niettemin in slaagde, om sommige streken voor den tijd van 30 jaar in pacht te verkrijgen. Dit laatste heeft de Vorsten gekrenkt en tevens de vrees opgewekt — voorzeker niet ten onregte — dat ons Gouvernement voornemens was, zijn bezit ten hunnen koste uit te breiden. Ook ontstond bij de bevolking het denkbeeld, dat de godsdienst ernstig bedreigd werd. Een en ander gaf steun aan den pangéran Diepo Negóro, oom en voogd over den jeugdigen Sultan van Djokjokarta, om de vaan van den opstand te verheffen, waartoe de gelegenheid te gunstiger was, omdat onze resident aan het Hof te Djokjokarta even weinig ijver als geestkracht aan den dag legde, en omdat, wegens eene expeditie naar Boni, het eiland Java van een groot gedeelte der krijgsmagt ontbloot was. De Javanen met dweepzieke woede vervuld, bragten aan onze troepen gevoelige verliezen toe, niet zoozeer door te vechten, maar door hen steeds in spanning te houden, zoodat zij door vermoeijenis onder den invloed van het klimaat bezweken. De eenige ernstige ontmoeting had plaats bij Demak, waar de onzen des nachts in eene hinderlaag vielen. Langzamerhand echter geraakten de Javanen ten einde raad, terwijl Diepo Negoro zijne beste raadslieden verloor, en eindelijk, toen hij zich tot een mondgesprek met den Nederlandschen bevelhebber had laten bewegen, gevangen genomen werd, zoodat de oorlog in 1830 een einde nam.
De betrekking van Nederland tot den Sultan van Djokjokarta is die van een leenheer tot zijn vasal, zoodat bij het overlijden van dezen het Gouvernement magtiging verleent aan den opvolger. De resident is er vertegenwoordiger van het Nederlandsch Gouvernement bij het Hof en bezit er grooten invloed. Ook is hij er voorzitter van 2 regterlijke collégiën, en de rijksbestuurder, die ten behoeve van den Sultan regeert, treedt daarbij steeds in overleg met den resident, die door een adsistent-resident wordt bijgestaan. De Sultan heeft voorts ter zijner beschikking eene lijfwacht van dragonders, die onder de bevelen staat van den resident en gecommandeerd wordt door Europésche officieren.
De hoofdstad Djokjokarta ligt aan den zuid-zuidwestelijken voet van den Merapi en op den regteroever van de Oepak, 120 Ned. el boven de oppervlakte der zee. Zij is groot, regelmatig gebouwd, doorsneden van de rivieren Simpor, Toijeno, Bajam, Tjiodé en Godjawan en telt ruim 43.000 zielen, waaronder zich 60 Europeanen bevinden. Een merkwaardig gebouw is er de kraton (het paleis) van den Sultan, hetwelk bij eene lengte van 1200 Ned. el eene breedte heeft van 800 Ned. el en omgeven is van een steenen muur ter dikte van 5 Ned. el. De muur, met torens versterkt, is omringd door eene gracht en voorzien van een wal tot plaatsing van geschut. Binnen dien kring ligt het waterkasteel (Poeloe Kenanga), een gebouw van 2 verdiepingen op een door kunst gevormd eiland, en alleen genaakbaar langs een onderaardschen gang. Niet ver van daar bevindt zich het fort Rustenburg, in 1760 gebouwd, met eene bezetting van 500 man. Voorst heeft men er een fraai residentiehuis, eene Protestansche kerk, eene Gouvernements lagere school enz. Eindelijk ontwaart men er een monument, verrezen ter eere van den gouverneur-generaal Daendels, die in 1808, toen onlusten te Djokjokarta ontstaan waren, met eene kleine krijgsmagt derwaarts trok, en den Sultan 24 uur tijd gunde, om zich te onderwerpen; dit geschiedde, en de onlusten werden daardoor gedempt.