Dirkszoon. Onder dezen naam vermelden wij:
Cornelis Dirkszoon, in 1572 burgemeester van Monnikendam en tevens admiraal van Noord-Holland. Hij onderscheidde zich door moed en beradenheid, want gedurende de belegering van Alkmaar door de Spanjaarden rustte de graaf van Bossu 12 schepen en 6 jagten uit, om Noord-Holland te bestoken. Hij zelf voerde bevel op het admiraalschip „De Inquisitie”, terwijl van Boschhuizen tot vice-admiraal was aangesteld.
Intusschen had Dirkszoon op de Zuiderzee eene vloot onder zijn bevel van 23 groote en onderscheidene kleine schepen. Den llden October 1573 waren de beide vloten op een kwartier uur gaans afstand van elkander verwijderd, en hoewel Dirkszoon reeds op een der vorige dagen een schot in den arm ontvangen had, deed hij bij gunstigen wind aanstonds een aanval. Bossu werd gevangen genomen door Dirkszoon en na eene gevangenschap van 3 jaar door hem naar Middelburg gebragt, waar hij van den prins van Oranje de vrijheid ontving.
De dappere Dirkszoon bleef in ’s Lands dienst als krijgsman en bekleedde tevens bij voortduring het burgemeestersambt. In 1575 bemagtigden de vijanden voor Hoorn een schip met graan, doch Dirkszoon verscheen tot ontzet en joeg de Spanjaarden op de vlugt. Hij stond in groot aanzien bij den prins van Oranje en ontving tot belooning voor zijne overwinning op Bossu de som van 11000 gulden. Zijn sterfjaar is ons niet bekend, maar wèl, dat hij begraven werd in de kerk te Durgerdam.
Quiryn Dirkszoon, bijgenaamd Talesius. Hij werd geboren te Haarlem den 19den December 1505, oefende zich te Keulen en te Haarlem in de wetenschappen, genoot de vriendschap van Erasmus, en werd achtereenvolgens schepen, pensionaris en burgemeester van Haarlem. Hij ijverde hevig voor de R. Katholieke godsdienst, zoodat hij den Hervormden rederijker Adriaan Heinszoon deed ophangen en pogingen aanwendde om den verdienstelijken Dirk Hasselaer om het leven te brengen.
Toen de Geuzen in 1572 in Holland de overhand behielden, achtte hij zich derhalve te Haarlem niet veilig en begaf zich op weg naar Keulen. Te Nijmegen dwong hem eene ongesteldheid om terug te keeren, en te Utrecht overreedde hem de graaf van Bossu, om zich weder naar zijne geboortestad te begeven. Gedurende het beleg van Haarlem werd hij echter wegens zijne Spaanschgezinde gevoelens in den kerker geworpen, en toen de Spanjaarden eenige Haarlemmers digt bij den wal hadden opgehangen, onderging Quiryn Dirkszoon tegelijk met den oud-burgemeester Lambrecht Jacobszoon op den stadsmuur een dergelijk lot.