Dessoir (Ludwig), een uitstekend Duitsch tooneelspeler, werd geboren in Posen in 1810, zag zich in 1825 aldaar als bediende aan den schouwburg geplaatst, en trad weldra ook op in rollen van ondergeschikten aard. Toen zijn eerste begunstiger, de directeur van den schouwburg te Posen, bankroet maakte, vond Dessoir een engagement te Spandau bjj den directeur Krausnick, en hij vervulde destijds reeds rollen van minnaars, helden enz.
Met rondreizende tooneelgezelschappen bezocht hij Pommeren, Saksen en Silézië en verbond zich voorts aan den schouwburg te Lübeck, in 1831 aan dien te Wiesbaden, en in 1834 aan dien te Leipzig, waar hij met grooten bijval werd begroet. Hij trad voorts in het huwelijk met Therèse Beimann, eene uitstekende toneelspeelster, geboren te Berlijn in 1812, en het jonge paar begaf zich naar Breslau, waar het aanstonds de gunst verwierf van het publiek, Na twee jaar echter werd het huwelijk ontbonden, en Dessoir begon een zwervend leven te leiden, totdat hij te Pesth een voordeelig engagement vond, terwijl hij van 1839 tot 1849 aan den hofschouwburg te Karlsruhe en na de opheffing van dezen aan dien te Berlijn nieuwe lauweren oogstte.
Hij schittert vooral in de heldenrollen der treurspelen van Schiller en Göthe, alsmede in de karakterrollen der drama’s van Shakspere, van Halm (Der Fechter von Ravenna), van Brachvogel (Narcisz), enz. — Zijn zoon Ferdinand, geboren te Breslau in 1835, bezit desgelijks groote gaven voor de dramatische kunst en is, even als de vader, aan den hofschouwburg te Berlijn geplaatst. — Diens moeder Therese Dessoir, geboren Reimann, was na hare echtscheiding aan verschillende schouwburgen werkzaam, — het laatst te Mannheim, waar zij in den nacht van den 7den op den 8sten April 1866 overleed.