Dessolle (Jean Joseph Paul Augustin, markies) , een Fransch luitenant-generaal, pair en staatsminister, geboren te Auch den 3den October 1767, trad in 1792 in dienst en was weldra kapitein, adjudant van generaal Reynier en lid van den generalen staf.
Als van adellijke afkomst, werd hij voor korten tijd ontslagen, doch reeds in October 1793 was hij weder adjudant-generaal en diende onder Bonaparte in Italië. In 1797 bragt hij de oirkonde van het verdrag van Leoben aan het Directoire, werd spoedig brigade-generaal en zag zich belast met het commando in Valtellino. Na de overwinning bij Santa Maria (13 April 1798) werd hij divisie-generaal en chef van den generalen staf onder Scherer, en onderscheidde zich in het gevecht bij Novi, gelijk later bij het corps van Moreau in den slag bij Hohenlinden, bij de overtogt over de Inn en bij de verovering van Linz.
In 1803 zond de Eerste Consul hem naar Hannover, om er generaal Mortier voorloopig te vervangen, doch Dessolle onthief zich spoedig van dien last en begaf zich naar zijne goederen te Auch. Niettemin benoemde Napoleon hem in 1804 tot groot-officier van het Legioen van Eer, in 1805 tot gouverneur van Versailles en zond hem in 1808 als divisie-generaal naar Spanje, waar hij door zijn menschlievend beleid zelfs de toegenegenheid der vijandelijke bevolking verwierf.
Nadat hij eenigen tijd ambteloos geleefd had, voegde Napoleon hem in 1832 als chef van den generalen staf van het corps van den Onderkoning van Italië bij het naar Rusland bestemde leger, doch hij verliet het bij Smolensk en keerde naar Parijs terug, omdat zijne denkbeelden over dien veldtogt niet strookten met die des Keizers. Als tegenstander van Napoleon werd hij in 1814 benoemd tot opperbevelhebber der Nationale garde, en men zegt, dat hij in die betrekking niet weinig heeft medegewerkt tot de restauratie der Bourbons.
Weldra zag hij zich benoemd tot staatsraad, staatsminister, pair, luitenant-generaal en tot algemeen bevelhebber der Nationale garde onder den graaf van Artois. Gedurende de Honderd dagen bleef hij rustig op zijne goederen, en na de tweede Restauratie legde hij zijn bevelhebberschap neder. In de Kamer der Pairs behoorde hij tot de oppositie. In December 3818 werd hij voorzitter en minister van Buitenlandsche Zaken in het door Decazes gevormde kabinet, doch na verloop van eenige maanden deed hij afstand van de portefeuille. De Koning benoemde hem tot markies, en hij overleed te Parijs den 3den November 1828.