Voorheen de hoofdstad van de Vóór-Indische provincie Aurungabad, is thans die van een district in het noordwestelijk gedeelte van den afhankelijken Staat Nizam in het presidentschap Madras.
Zij was tijdens de regéring van den Groot-Mogol eene bloeijende plaats, doch is thans sterk achteruitgegaan en alleen merkwaardig wegens hare sterke rotsvesting. Deze ligt op een granietgevaarte ter hoogte van 160 Ned. ei, hetwelk zich aanvankelijk, zonder eenig spoor van een toegang, ter hoogte van 50 Ned. el met een loodregten wand verheft, terwijl men alleen langs een in de rots uitgehouwen wenteltrap de sterkte bereiken kan. Daarenboven is de rots omgeven door eene gracht ter breedte van 10 Ned. el, welke slechts op ééne plaats van een smallen rotsdam is doorsneden. —In de nabijheid van Dauletabad bevinden zich de beroemde tempeIgrotten van Ellora. De stad zelve heette aanvankelijk Tagara en dreef een welvaartscheppenden handel. In 1293 werd zij door de Muzelmannen aan de Maratten ontrukt en in 1338 ontving zij als residentie van koning Mahmoud van Delhi haren tegenwoordigen naam. In 1595 werd zij door Ahmed Nizam-Sjach van Ahmednagar stormenderhand ingenomen, en na den dood des overwinnaars viel zij ten deel aan Malek-Amber, wiens nakomelingen er heerschappij voerden tot in 1634. Toen is de stad veroverd door de Mongolen, die den zetel der regéring naar Aurungabad verplaatsten,' en in de 18de eeuw werd zij het eigendom der Nizam van Hyderabad.
