Czerski (Johann), een van de grondleggers van liet Duitsch Katholicismus, werd geboren den 12den Mei 1813 te Werlubien niet ver van Neuenburg in West-Pruissen, bezocht liet gymnasium en daarna liet seminarium te Posen en ontving in 1842 de priesterwijding. Nadat hij korten tijd vicaris was geweest op een dorp, en in Maart 1844 als zoodanig naar Schneidemühl in Silézië verplaatst was, legde hij in Augustus daaraanvolgende zijn ambt neder, en maakte met zijne gemeente zich los van Rome zonder evenwel den naam „Katholiek” te laten varen.
Niet lang daarna trad hij in het huwelijk en was van meening, dat hij zich met zijne gemeente en met andere uit dien omtrek bij Ronge zou kunnen voegen, doch reeds op het eerste Duitsch-Katholieke concilie te Leipzig in Maart 1845 bleek het, dat Czerski meer dan de overigen zich vasthield aan de instellingen der Kerk, terwijl hij in Junij daaraanvolgende de verklaring aflegde, dat hij de Apostolische geloofsbelijdenis bleef handhaven.
Op eene synode van elf gemeenten uit Posen, gehouden te Schneidemühl in Julij 1846, werd onder voorzitterschap van Czerski eene geloofsbelijdenis vastgesteld, welke van die van Leipzig aanmerkelijk afweek.
Hij bleef vervolgens als leeraar in zijne gemeente werkzaam en bemoeide zich aanvankelijk weinig met de godsdienstige beweging der vrije gemeenten.
Later — in 1860 — is hij weder als ijveraar voor zijne rigting opgetreden.
Tot zijne geschriften behooren, behalve leerredenen, „Offenes Bekenntnisz der christlich-apostolischen Gemeinde zu Schneidemühl (1844)”, — en „Rechtfertigung meines Abfalls von der römische Hofkirche (1845)”.
