Carroussel, in het Italiaansch carrosello, afkomstig van carrozza (wagen) is de naam van een ridderspel, dat onder Hendrik IV en Lodewijk XIII uit Italië in Frankrijk is ingevoerd, om er de middeleeuwsche tournooijen te vervangen. Men kleedde zich in het gewaad der oude ridders en verdeelde zich in groepen, om vervolgens voorstellingen te geven der hoogere rij-kunst. Deze bestonden vooral in het steken naar een Negerkop, naar den ring en naar een beeld, Faquino genaamd.
De kunst was, evenals in de hedendaagsche malle-molens, in het juist treffen van die voorwerpen gelegen. De Italianen hadden ook nog een „koddig carroussel (carrosello comico),” waarbij naar 4 voorwerpen gestoken werd, die de 4 hoofdstoffen voorstelden; raakte men de lucht, dan ging eene kooi open, waaruit een aantal vogels wegfladderde, — trof men het vuur, dan ontbrandde een raket, — had men goed gemikt op het water, dan daalde uit den mond van het beeld een dikke waterstraal naar beneden, — en bij het doorboren van de aarde sprong er een haas of vos te voorschijn. Er werden ook wel carroussels met sleden en phaëtons gehouden, waaraan dames deelnamen. Het ringrijden met paard en chais, waarop zich een heer en dame bevinden, van welke de laatste de teugels houdt en de eerste in vollen ren den ring zoekt te treffen, is in de laatste jaren in ons land weder sterk in gebruik geweest. — Een paardenspel of tent, waarin de kunsten van afgerigte paarden en berijders worden vertoond, noemt men ook wel carroussel.