Caricatuur, afkomstig van het Italiaansche woord caricare, dat overladen, overdrijven beteekent, is in de teekenkunst eene schets, waarin de ware voorstelling op eene lachwekkende wijze verwrongen is. Men gebruikt ze om personen of zaken in een bespottelijk daglicht te stellen. De caricatuur-teekenaar moet zich niet alleen door geestigheid en vindingrijkheid onderscheiden, maar ook door een fijn gevoel van 't geen goed en schoon is, daar hij anders ligt tot het plompe en gemeene vervalt.
Onder de uitstekende caricatuur-teekenaars noemen wij Leonardo da Vinci en Annibale Carracci in Italië, Callot, Grandville, Daumier en Cham (de Naé) in Frankrijk, Hogarth en Cruikshank in Engeland, Cornelis Troost en Alexander V. H. in Nederland. Merkwaardige tijdschriften met caricaturen — vooral op staatkundig gebied — zijn „Punch” in Engeland met platen van Leech, „Charivari” in Frankrijk, geïllustreerd door Gavarni, „Fliegende Blätter” en „Kladderadatsch” in Duitschland, en „Uilenspiegel” in ons Vaderland.