Capetingisch Huis noemt men volgens de Fransche geschiedkundigen, die dáár te lande 5 dynastieën aannemen, het derde Frankische vorstenhuis, dat tegen het einde der 10de eeuw den troon verwierf en van welks jongere lijnen de vorstenhuizen van Valois en Bourbon afkomstig zijn.
De naam Capet leidt men af van het woord cappetus (monnikskap), daar de eerste twee vorsten, beide Hugo genoemd, tevens abten van St. Martin de Tours waren. Robert de Sterke, graaf van Anjou, die in 861 door Karel de Kale beleend werd met het hertogdom Francië en het graafschap Parijs en in 866 in een strijd tegen de Noormannen sneuvelde, wordt als de stamvader beschouwd van dit geslacht. De afkomst van Robert is onzeker, daar sommigen hem voor een telg houden van vorstelijken stam, en Dante hem den zoon noemt van een slagter te Parijs. De zoon van Robert, Eudes of Obo genaamd, was hertog van Neustrië en graaf van Parijs en beveiligde in 887 deze stad tegen de Noormannen. Dien ten gevolge werd hij tot koning van Frankrijk verheven en hij overleed in 898. Na zijn dood maakte zijn broeder Robert zich meester van de Frankische kroon, maar sneuvelde in een gevecht met Karel de Eenvoudige.
Zijne dochter huwde met Rudolf van Bourgondië, die in 923 koning werd en in 936 overleed, Hugo de Groote, de Witte of de abt, hoewel geen regtstreeksche afstammeling van Robert, was gehuwd met Hadwida, eene dochter van Hendrik de Vogelaar en bezat, als graaf van Parijs en Orleans, als hertog van Francië en Bourgondië, een uitgestrekt gewest van de Loire tot in Picardië. Hij versmaadde echter de Frankische kroon en bevorderde achtereenvolgens de verkiezing van zijn zwager Rudolf, van Lodewijk de Overzeesche en van Lotharius. Hij stierf in 956 en liet behalve zijn oudsten zoon Hugo nog 2 zonen achter, na wier dood het hertogdom Bourgondië aan de Fransche kroon verviel.
Hugo Capet, de magtigste vazal van het Frankische rijk, maakte zich nu meester van het wegsmeltend koningsgezag der Carolingen en werd den 3den Julij 987 te Noyon door de aanzienlijken des rijks tot koning gekozen. Vruchteloos zocht Karel, de laatste spruit van het Carolingische Huis, het gezag te herkrijgen, — Hugo bevestigde zijne heerschappij en deed in 988 zijn oudsten zoon Robert als mede-regent kroonen, terwijl hij Parijs tot hoofdstad verhief. Na zijn dood (996) kreeg Robert de teugels van het bewind in handen en had tevens, als gehuwd met Bertha, weduwe van den graaf van Blois en eene bloedverwante in den 4den graad, uitzigt op het verkrijgen der Bourgondische gewesten, die anders aan den Keizer moesten ten deel vallen. Op aandrijven van dezen eischte paus Gregorius V, dat gemeld huwelijk, als ongeoorloofd volgens het kerkelijk regt, ontbonden zou worden.
Toen de Koning zijne gemalin niet wilde verstooten, werd hij in den ban gedaan, zoodat hij zich naar dien eisch voegen moest en zich in den echt verbond met Constance, eene nicht van den graaf van Anjou en eene woeste, wreede vrouw, die den zwakken vorst het leven niet weinig verbitterde. Ten einde de Kerk van zijne trouw te overtuigen, deed hij de Frankische ketters vervolgen en op de gruwzaamste wijze ter dood brengen. Om de Bourgondische landen te verkrijgen voerde hij 14 jaar oorlog, en stond er eindelijk een gedeelte van af aan Odo II, den stiefzoon van den laatsten hertog. Na den dood van Robert, bijgenaamd de Vrome, verkreeg zijn zoon Hendrik I het gezag, doch moest het laten varen ten gevolge van een opstand, door Constance verwekt ten gunste van haren jongeren zoon Robert. Hendrik spoedde zich naar Robert de Duivel in Normandië en heroverde met hulp van dezen den troon.
Hendrik overleed in 1060 en liet de heerschappij achter aan zijn zoon Philippus I, die onder het regentschap van Boudewijn, graaf van Vlaanderen kwam en eerst in 1066 zelf den schepter aanvaardde. Hij nam weinig deel aan de gebeurtenissen van zijn tijd, maar leidde een weeldrig leven, verstiet zijne gemalin Bertha, eene dochter van den graaf van Holland, — schaakte Bertrade, de vrouw van den ouden graaf van Anjou en verkwistte de goederen der Kerk. Paus Gregorius VII deed hem deswege in den ban, en hij overleed, na boete te hebben gedaan, in 1108. Onder zijn zoon Lodewijk VI of de Dikke ontwikkelde het rijk zich voorspoedig; de dappere Koning beteugelde den overmoed der vazallen, bevrijdde de steden van den dwingelandij der baronnen, schafte het lijf-eigenschap gedeeltelijk af en voerde eene betere regtspleging in.
Bij dit alles werd hij door de 4 broeders Garlande als vrienden en ministers bijgestaan. Hij overleed in 1137 en zijn tweede zoon Lodewijk erfde de kroon. Deze verkreeg door zijn huwelijk met Eleonore van Guyenne, de erfgename der bezittingen van den hertog van Aquitanië, een veel uitgestrekter gebied. In 1141 werd hij door Innocentius II in den ban gedaan, omdat hij op eigen gezag een bisschop te Bourges had aangesteld. Fel wreekte hij zich op den aanstoker van dat werk, op graaf Thibaut van Champagne, verwoestte Vitry en verbrandde er zelf eene kerk met meer dan 1000 menschen. Om voor deze misdaad te boeten, nam hij het kruis en begaf zich met 100000 man naar het Oosten. Na een rampspoedigen oorlog van 2 jaar keerde hij naar Frankrijk terug, leverde er een aanklagt in van echtbreuk tegen zijne gemalin en verstiet haar vervolgens, waarna zij in het huwelijk trad met Hendrik Plantagenet, die hierdoor magtiger werd dan de Koning van Frankrijk en in 1154 ook de kroon van Engeland verwierf.
Lodewijk VII overleed in 1180 en werd opgevolgd door Philippus Augustus (zie onder dezen naam), den roemrijksten vorst van zijn stam. Hij huwde met Isabella van Henegouwen, eene achterkleindochter van den laatsten Carolingiër, overleed in 1223 en werd vervangen door zijn zoon Lodewijk VIII of de Leeuw, die evenwel reeds in 1226 stierf, vermoedelijk aan vergif. Op hem volgde Lodewijk IX of de Heilige, die in 1270 vóór Tunis overleed en de kroon achterliet aan zijn 2den zoon Philippus III wiens jongste broeder Robert de stamvader werd der dynastie Bourbon. — Philippus, de Stoute bijgenaamd, volbragt een kruistogt tegen Tunis, bragt het gebeente van zijn vader, van 2 broeders en van 2 ooms naar Frankrijk en verkreeg door hunne aflijvigheid Poitou, Auvergne en Toulouse. Zijn zoon Philippus verkreeg later door zijn huwelijk met Johanna Thibaut Champagne en Navarre. Hij nam deel aan de Italiaansche en Spaansche verdeeldheden en stierf bij een inval in Catalonië aldaar aan de pest (1285).
Hij werd opgevolgd door zijn zoon Philippus IV of de Schoone, terwijl zijn zoon Karel van Valois de stamvader werd van eene nieuwe dynastie, welke eerlang den troon zou bekleeden. Philippus overleed in 1314, en werd opgevolgd door Lodewijk X of de Twister (Hutin), een zwak vorst die Frankrijk ten prooi liet aan de willekeur van zijne vazallen en in 1316 overleed. Na hem beklom zijn broeder Philippus V of de Bange den troon. Deze stierf in 1322, slechts 2 dochters achterlatende, waarna de kroon werd toegewezen aan zijn jongeren broeder Karel IV of de Schoone, die slechts eene dochter achterliet, welke met Philippus hertog van Orleans in het huwelijk trad en in 1392 kinderloos overleed. Eene dochter van Philippus de schoone echter, gehuwd met Edward II van Engeland, had tot zoon Eduard III van Engeland, die alzoo aanspraak maakte op de Fransche kroon en den titel aannam van ,,Koning van Frankrijk", dien eerst Georg III in 1801 heeft laten varen. Intusschen beklom Philippus van Valois, een kleinzoon van Philippus de Stoute, volgens de Salische wet den Franschen troon, en met hem neemt het koningshuis van Valois een aanvang.