Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Candia

betekenis & definitie

Candia, in het Nieuw-Grieksch Kriti, in het Turksch Kirid, droeg weleer den naam van Creta, en is een eiland in de Middellandsche Zee ten zuiden van de Aegésche Zee en vormt een zelfstandig ejaleet (provincie) van Europeesch Turkije. Het is 353/4 geogr. mijl lang en tot 8 geogr. mijl breed en beslaat met eenige nabijgelegen eilandjes eene oppervlakte van 153 (volgens anderen 190) □ geogr. mijlen. Het aangrenzend gedeelte der Aegésche Zee, ook de Zee van Candia (Mare Creticum) genaamd, is zeer diep, en dit kan men in het algemeen verzekeren van de wateren om het eiland heen. Over dit laatste schrijdt eene bergketen oostwaarts voort, welke door 3 bergpassen in 4 deelen is gesplitst, namelijk het Sphakiotische of Witte gebergte (Aspra Vana), in den Pneuma ter hoogte van 2300 Ned. el verrijzende, — het gebergte van den hoogen (2500 Ned el), kalen Ypsiloriti (Ida), met 3 toppen een uitmuntend landmerk vormende, — het Lasithi-gebergte (1700 Ned. el), — en het Sitia-gebergte (Dicté) op het oostelijkst gebied.

Door die bergketen, welke onderscheidene uitloopers uitzendt naar zee, is het eiland in eene noordelijke en zuidelijke helft verdeeld. De eerste heeft eene sterk ontwikkelde kust, eene zachte helling, veel vlakten en schoone dalen en is om die reden het meest bebouwd en bevolkt, terwijl de tweede rotsachtig, steil is en dor, evenals de tegenoverliggende kust van Afrika. Op het eiland zijn geene rivieren, maar vele beken; het bezit een grooten rijkdom van bekoorlijke natuurtooneelen, en het klimaat is er zeer zacht en gezond. De gemiddelde zomerwarmte is er aan het strand 26“ C., en de winterkoude wordt er door de zee en de nabijheid van Afrika zóó gematigd, dat de thermometer er zelden beneden 7° C. daalt. De sneeuw blijft er in het barre saizoen liggen op hoogten van 2000 Ned. el en daarboven, doch is tegen het einde van Julij overal verdwenen. Tot de onaangenaamheden behooren er de sirocco en de aardbevingen. Men vindt er aan de noordzijde belangrijke bosschen, vooral olijfbosschen, voorts weiden en bouwlanden. Tarwe, druiven, olijven en oranje-appels zijn er beter dan ergens in Griekenland en Klein-Azië, — voorts heeft men er den moerbeziënboom voor de zijdeteelt, den Cistus creticus, die het welriekend ladanumhars oplevert, den St.

Jans-broodboom, zoethout , katoen, vlas enz., en in hooger gelegen streken oogst men appels, peren en aardappelen. Prachtige bloemen staan er het geheele jaar in bloei, en behalve de gewone huisdieren, heeft men er veel wild en overvloed van visch, terwijl het gebergte er belangrijke delfstoffen bevat. Het aantal inwoners, dat in den bloeitijd der Venetiaansche heerschappij 1 millioen bedroeg, was vóór het uitbarsten der Grieksche omwenteling tot van dat bedrag gedaald en bedraagt thans, ten gevolge van de ellendige Turksche regering, weinig meer dan 200000, meerendeels van Grieksche afkomst. Behalve de Grieken, onder welke de Sphakioten, die het zuidwestelijk gebergte bewonen, zich door hunne vrijheidsmin en hun afkeer van de Turken onderscheiden, heeft men er 70000 Turken, roofzuchtige Abadioten (van Arabischen oorsprong) en Arméniërs. Gemengde huwelijken van Christenen en Mohammedanen zijn er niet zeldzaam, en de Grieksche taal is er de heerschende. De inwoners zijn er gastvrij jegens vreemdelingen, maar in het algemeen behoeftig en morsig. Handel, nijverheid en scheepvaart zijn er verlamd, de beschaving en ontwikkeling des geestes gestremd, de voormalige havens verzand, en vele weleer bloeijende steden in verval. Het voornaamste voortbrengsel is olijven-olie, die er tot het vervaardigen van zeep wordt gebruikt, — voorts behooren zijde, oranje-appels, wijn en kaas tot de uitvoerartikelen.

Het Turksche ejaleet Kirid is verdeeld in 3 liwa’s (arrondissementen), die naar de hoofdsteden Candia, Retimo en Canea worden genoemd. De hoofdstad Candia of Megalocastro is het oude Heracleion. Hier zetelt de gouverneur, benevens de aartsbisschop, en er zijn 12000 inwoners. Men heeft er belangrijke vestingwerken uit den tijd der Venetianen, eene verzande haven, 14 moskeeën, 2 Grieksche kerken en ééne Armenische, een Capucijner klooster en vele zeepfabrieken. Bij het naburig dorp Macro-Teico zijn de overblijfselen van' Cnossus, de oude hoofdstad van Creta en het verblijf van Minos, wiens doolhof vermoedelijk aan den voet van den Ida gelegen was.— Retimo of Rithymno, het oude Rithymna, is de zetel van een Kaimakam, heeft eene citadel, eene kleine haven, betere straten en winkels dan de stad Candia en telt 9000 inwoners. — Canea of Hanië, op de plaats van het oude Cydonia, is de zetel van een Kaimakam en van een Griekschen bisschop en heeft 12000 inwoners. Hier vindt men eene citadel, arsenalen en dokken, benevens eene goede haven. Ten oosten van laatstgenoemde stad, aan de baai van Soudha, bij het dorp Palaeocastra, heeft men in 1864 de bouwvallen van Aptera opgedolven. De meest-bevolkte plaats van de zuidkust is Hiérapetra met 2000 inwoners.

Diep in de dagen van het verledene strekt de geschiedenis van Candia zich uit. In 823 kwam het uit de handen der Byzantijnsche keizers in de magt der Saracénen, die op de puinhoopen van Heracleion de stad Candax — thans Candia — stichtten. Reeds in 962 werden zij weder door de Christenen verjaagd. Bij de stichting van het Latijnsche Keizerrijk (1204) viel Candia ten deel aan den markgraaf Bonifacius van Montferrat. Deze verkocht het aan de Venetianen, die er veel goeds tot stand bragten, de meeste steden van vestingwerken voorzagen, en er zich tot in het midden der 17de eeuw tegen de aanvallen der Genuézen en Turken wisten te handhaven. In Junij 1645 moesten zij bukken voor de Turksche heerschappij ; de vijand veroverde Canea en Retimo doch belegerde de stad Candia te vergeefs. Herhaalde aanvallen mislukten, totdat zij zich eindelijk den 27den September 1669 aan den grootvizier Kioeperli, die haar langer dan 2 jaar belegerd hield, bij verdrag moest overgeven. Na haren val werden de Venetianen allengs geheel en al van het eiland verdrongen, dat zich tegen het einde der 17de eeuw in de magt der Turken bevond.

Wél behielden de Sphakioten hunne vrijheid in het gebergte, maar zij slaagden niet in hunne pogingen, om de Muzelmannen te verdrijven. Zelfs de deelneming aan den opstand der Grieken in 1821 bevorderde de onafhankelijkheid van Candia niet, maar bragt er nieuwe gruwelen en verwoestingen. Het moest onder het Turksche juk blijven, kwam in 1830 onder het gezag van den Onderkoning van Egypte, die er een oproer op eene bloedige wijze beteugelde, en werd in 1840 weder aan Turkije toegevoegd, van welk land het zich bij herhaling, maar telkens te vergeefs, poogde los te rukken. Toch had de opstand te Canea op 16 Mei 1858, alsmede het inzenden van een bezwaarschrift aan de Porte en de tusschenkomst van de consuls der Groote Mogendheden, het gevolg, dat admiraal Achmet en Ramzi-effendi met troepen als buitengewone commissarissen naar Candia werden gezonden, op wier voorstel hun opheffing der geopperde bezwaren werd toegezegd, terwijl de gouverneur-generaal Veli-pasja zijn ontslag ontving. De oorzaak van het kwaad — de onderlinge naijver der Christenen en Mohammedanen — werd door de inschikkelijkheid der Porte intusschen niet weggenomen. De opstand herhaalde zich, toen de Ionische eilanden wederom aan Griekenland werden toegevoegd, — ’t geen door de Christenen op Candia desgelijks gewenscht

werd, vooral daar men in die dagen idealen schiep over de stichting van een uitgebreid Grieksch rijk. In Mei 1866 vereenigden zich op Candia omstreeks 3000 Christenen, die op nieuw hunne grieven aan de Turksche regéring voordroegen, en het antwoord van den Groot-Vizier, hetwelk na verloop van 3 maanden verscheen, was weinig geschikt, om de gemoederen te bevredigen. De Divan begreep, dat toegevendheid de rust niet zou bevorderen en nam dus aanstonds eene dreigende houding aan, waardoor het uitbarsten van den opstand bevorderd werd. Meer dan 10000 gewapende Grieken verzamelden zich op de bergen van Apocorona en werden er door den gouverneur Ismaël-pasja met eene bijna 3-maal zoo sterke magt, maar zonder eenig krijgsbeleid aangetast. De Grieken behielden het veld, en de gouverneur verloor zijne betrekking. Reeds in September belastte de regéring den grijzen en ervaren krijgsman Moestafa-Naili met de taak, om den vrede op Candia te herstellen. Deze rukte voorwaarts in het gebergte met 12000 man en eene geduchte artillerie en bestormde den 22sten November het klooster Arcadion. Doch de Candioten lieten het in de lucht vliegen en trokken in het gebergte terug, zoodat ook de expeditie van Moestafa mislukte.

De zaak zelve was zoo belangrijk, dat de geheele Europésche diplomatie er zich mede bemoeide. Rusland en Italië trokken partij voor de opstandelingen en zochten de Porte tot inschikkelijkheid te stemmen; Engeland daarentegen koos de zijde van Turkije en raadde gestrenge maatregelen aan, terwijl Frankrijk en Oostenrijk tusschen beiden zweefden, en Pruissen, zich verwijderd houdende van de zaak zelve, van meening bleek, dat den weg der menschelijkheid moest worden ingeslagen. Het naburige Griekenland werd door de diplomaten niet gekend, maar het beijverde zich te meer, om aan de opstandelingen zooveel mogelijk hulp te verleenen, terwijl deze proclamaties uitvaardigden aan de Mogendheden van Europa, waardoor zij de beschaafde wereld wenschten te winnen voor hunne zaak en tevens te kennen gaven, dat geene opoffering hun te groot zou zijn, om het Turksche juk af te schudden en een deel uit te maken van Griekenland.

Den 16den November 1866 legde Rusland de merkwaardige verklaring af, dat naar zijn oordeel de woelingen op Candia alleen bevredigd konden worden door toevoeging van het eiland aan Griekenland, hoewel men het eiland ook tot een zelfstandig gebied zou kunnen verheffen. Daarentegen betuigde Engeland (17 Januarij 1867), dat het beter zou wezen, aldaar een Christelijken stadhouder te benoemen met een raad, uit Christenen en Mohammedanen zamengesteld. Frankrijk echter verlangde, dat de Groote Mogenheden de voorwaarden zouden goedkeuren, waaronder Candia als Turksche provincie zou worden tot rust gebragt en zocht de Porte over te halen, om zich hieraan te onderwerpen. Dit werd door Rusland en Engeland goedgevonden, en de Porte zond een commissaris naar Candia, om er aan de oneenigheden een einde te maken. Hoewel deze zending schipbreuk leed op den afkeer der Christelijke bevolking, werd de denkwijze der Mogendheden jegens den Sultan, na diens reis door Europa, veel gunstiger (1867); doch toen eene expeditie van Omar-pasja naar Candia niet slaagde, besloot de Porte, nogmaals tot toegevendheid zijne toevlugt te nemen, te meer, daar hij het eiland geblokkeerd hield, en de Grieksche stoomboot Arcadion, die aan de opstandelingen benoodigdheden bezorgde, aanmerkelijk beschadigd was. De Groot-Vizier bragt de voorstellen van den Sultan over, en daar de langdurige opstand alle welvaart verwoestte en er van de Mogendheden niet veel te hopen viel, vond de stem des vredes weerklank bij de meeste ingezetenen van Candia. Toch begon het oproer op nieuw, en de diplomatie legde nu de verklaring af, dat zij voortaan de verantwoordelijkheid der gebeurtenissen aan de Porte overliet.

Nu werd Hussein Ami-pasja tot opperbevelhebber benoemd, en deze had weldra het vlakke gedeelte des eilands in zijne magt, ja, de strijd ware geëindigd geweest, zoo Griekenland niet alles gedaan had, om dien voort te zetten. Te Athene werden hulptroepen voor Candia geworven, en men bragt met eene geregelde stoombootvaart manschappen en levensmiddelen derwaarts. De Porte stelde echter een ultimatum, waarbij zij de afschaffing van die vijandige maatregelen vorderde, en daar het Grieksche Kabinet hieraan niet aanstonds gehoor gaf, vervolgde Hobart-pasja in Januarij 1869 de Grieksche stoomboot Enosis en blokkeerde ze in de haven van Syra. Die maatregel werkte beslissend, want eene conferentie van gevolmagtigden der Groote Mogendheden te Parijs rigtte tot Griekenland de uitnoodiging, om aan den eisch van Turkije te voldoen, en Candia bleef eene Turksche provincie. De zachte behandeling, die de opstandelingen ondervonden, bragt vele naar Griekenland uitgewekene vrienden der vrijheid naar hun vaderland terug, waar zij nog lang zullen zwoegen, voordat zij den vroegeren trap van welvaart wederom hebben bereikt. Het bestuur is er inmiddels aanmerkelijk verbeterd, en het is te hopen, dat de toekomst het regt der volkeren op zelfstandigheid ook te Candia op eene vreedzame wijze zal handhaven.

< >