Onder dezen naam vermelden wij:
Johan Jacob le Sage ten Broek, hoogleeraar in de wijsbegeerte te Groningen. Hij werd geboren te ’s Hage in 1742, zag zich in 1765 bevorderd tot doctor in de wijsbegeerte, kort daarna tot proponent, en was als predikant achtereenvolgens werkzaam te Lippenhuizen en te Werkendam. In 1769 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de wijsbegeerte aan de hoogeschool te Groningen, en nadat hij in 1773 bevorderd was tot doctor in de theologie, besloot hij in het laatst van 1777 eene beroeping tot predikant te Rotterdam aan te nemen. Hier had hij wegens de staatkundige woelingen dier dagen met vele moeijelijkheden te worstelen; zelfs zag hij zich van 1787 tot 1795 van zijne bediening ontzet. Na dien tijd bleef hij getrouw op zijn post tot in 1822, toen hij het emeritaat verkreeg, en hij overleed den 20sten Januarij 1823. Hij behoorde onder de eersten, die in zijn tijd eene betere preekmethode volgden, zooals blijkt uit zijn “Bundel kerkelijke redevoeringen (1783)”. Voorts heeft hij de Latijnsche “Logica” van van de Wijnpersse in het Nederlandsch uitgegeven en onderscheidene werken van polemischen aard in het licht doen verschijnen.
Joachim George le Sage ten Broek, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Groningen in 1775 en verkreeg de betrekking van notaris te Naaldwijk. In 1806 ging hij over tot de R. Katholieke Kerk, en nadat hij in 1829 wegens blindheid afstand had gedaan van zijn notariaat, vestigde hij zich te Grave, waar hij tot aan zijn dood in 1847 zich bezig hield met het opstellen van geschriften ter verdediging van zijn nieuw geloof. Van hem hebben wij “Dichtproeve (1808)”. “De voortreffelijkheid van de leer der Roomsch-Katholieke kerk geschetst (1816)”, “Vruchteloosheid der aanvallen op de leer der Roomsch-Katholieke Kerk aangetoond (1816)”, “Ware aanbidding in geest en in waarheid (1823)” enz.