Bremerhaven, eene belangrijke plaats van den vrijen staat Bremen, ligt aan de monden van de Geeste en van de Weser en is eigenlijk de haven van de hoofdstad. Die haven is in 1830 voltooid, nadat de daarvoor noodige grond in 1827 van Hannover was aangekocht.
Zij bestaat uit eene ruime buitenhaven, twee ruime, van sluizen voorziene bassins en eene winterhaven, waar 80 groote schepen kunnen geborgen worden. Een nieuw havenbassin, waarvoor in 1869 het noodige grondgebied van Pruissen is verkregen, benevens het drooge dok van den Duitschen Lloyd zullen in 1871 in gereedheid wezen. Ook zijn er aan de Geeste twee ruime drooge dokken, waar de grootste schepen hersteld kunnen worden. Voorts vindt men te Bremerhaven scheepstimmerwerven, een quarantaine-gebouw en eene inrigting voor landverhuizers, — verder drie kerken, eenige scholen, een schouwburg en 11.000 inwoners. Men heeft twee vuurtorens, van welke de fraaiste zich verheft op de Mellum-plaat in den mond van de Weser, en aan de haven is eene kraan gebouwd met een draagvermogen van 60.000 Ned. pond. Eene citadel en een paar batterijen, voorheen dienende tot bescherming van de haven, worden door buitenwerken vervangen. Het is te voorzien, dat Bremerhaven zich allengs met Geestemunde vereenigen zal, en dat die beide, tot ééne groote stad zamensmeltende plaatsen zich voorspoedig zullen ontwikkelen.