Bosra is de naam van uitgestrekte bouwvallen eener voormalige stad in het Turksche ejaleet Damascus op een afstand van ongeveer 16 geogr. mijlen ten zuid-zuidoosten van de stad Damascus gelegen. Zich verheffende aan den voet van het Hauran-gebergte, was zij weleer onder den naam van Astaroth de zetel van Og, koning van Bazan, en behoorde vervolgens tot het grondgebied van den stam Manasse. Wegens de aldaar heerschende dienst van Astarte werd zij ook Beth-Astara genoemd, — een naam, die later tot Bosra is zamengetrokken.
In de eeuw vóór Chr. was zij reeds lang vervallen en werd door Sabaeïsche landverhuizers weder bevolkt. Onder keizer Trajanus (106 na Chr.) was zij de hoofdstad van de Romeinsche provincie Arabië, — onder Alexander Severus (222) werd zij eene Romeinsche kolonie, en omstreeks dien tijd de zetel van een Christelijken bisschop. Later was er een aartsbisschop gevestigd, die aan het hoofd stond van 20 bisdommen. Zij had als handelsplaats eene gunstige ligging in een zeer vruchtbaar oord, en in den tijd der Kruistogten streed men nog om haar bezit.