de stichter van ééne der aanzienlijkste technische fabrieken in Duitschland, werd geboren te Breslau den 23sten junij 1804, legde zich aanvankelijk toe op de schoone bouwkunst en werd in 1823 door de regéring naar het Koninklijk “Gewerb-institut” te Berlijn gezonden, om er zich verder te ontwikkelen. Hij bleef er tot in 1825, en zijne groote neiging tot de werktuigkunde bragt hem vervolgens in de machinen-fabriek van F. A. Egells aldaar. Weldra stond hij aan het hoofd van de daarmede verbondene ijzergieterij, totdat hij in 1837, toen de aanleg van ijzeren spoorwegen bij den dag toenam, zelf eene machinen- fabriek oprigtte, waarin aanvankelijk 50 arbeiders werkzaam waren, een getal dat in 1847 tot 1200 en na zijn dood in 1864 tot 1800 en hooger klom.
Vooral legde hij zich toe op de vervaardiging van locomotieven, terwijl er tevens onderscheidene scheepsstoomwerktuigen zijn afgeleverd. Daarenboven heeft hij te Moabit bij Berlijn, aan de Spree, eene ijzerfabriek gesticht, die in 1850 begon te werken en ongeveer 900 arbeiders vereischt. Hij gebruikt hier Silézisch ruw-ijzer, dat er in de beste soorten van smeed-jjzer herschapen wordt. Hij overleed te Moabit den 7den Julij 1854, juist toen de 500ste treintrekker uit zijne fabriek afgeleverd was. Laatstgenoemd getal is onder het bestuur van zijn zoon, den commercie-raad August Julius Albert Borsig (geboren den 7den Maart 1829), verveelvoudigd, en er werken tegenwoordig in de gezamenlijke inrigtingen ongeveer 3000 werklieden. Eene ijzergieterij, ontginning van steenkolenmijnen enz. zijn er aan verbonden. Wél is het land gelukkig te noemen, dat zulke uitstekende mannen op het gebied der nijverheid onder zijne burgers telt.