Bondam (Pieter), een Nederlandsch regtsgeleerde, werd geboren te Kampen den 26sten December 1727, ontving zijne opleiding aan het gymnasium aldaar en studeerde vervolgens te Franeker met den meesten ijver in de letteren en in de regten. Nadat hij in de regten was gepromoveerd, zette hij zijne studie in de letteren met goed gevolg voort, zoodat hij benoemd werd tot conrector in zijne geboorteplaats en in 1755 te Zutphen met den titel van hoogleeraar in de regten. In den aanvang van 1763 werd hij professor in de regten aan de hoogeschool te Harderwijk, waarna hem in 1709 te vergeefs het voordeelige rectoraat aan het gymnasium te ’s Hage werd aangeboden.
In 1770 benoemden de Staten van Gelderland hem tot historieschrijver van dit gewest, en nadat hij 10 jaren aan de Geldersche hoogeschool had doorgebragt, werd hij tot hoogleeraar in verschillende regtsgeleerde vakken te Utrecht benoemd. Hij aanvaardde die betrekking in 1773, werd er in 1775 rector magnificus, hielp er in 1779 het tweede eeuwfeest der Unie vieren door het houden van eene plegtige redevoering, en overleed den 6den Fehruarij 1800. Behalve onderscheidene Latijnsche redevoeringen, hij plegtige gelegenheden gehouden, heeft hij eenige belangrijke geschiedkundige werken in het licht gegeven, namelijk eene “Verzameling van onuitgegeven stukken tot opheldering der Vaderlandsche historie (Utrecht 1779—1781, 5 dln 80)”, en “Charterboek der Hertogen van Gelderland en der Graven van Zutphen (Utrecht 1783, 4 dln f0)”. — Zijn zoon Rutger Bondam, geboren den 1sten Julij 1757 en overleden den 23sten April 1819, werd doctor in de regten, vervolgens kapitein van een bataljon jagers, en was desgelijks een gelukkig beoefenaar der wetenschap en lid van eenige geleerde genootschappen.