Boabdil (Aboe Aboellah), de laatste Moorsche koning van Granada, stiet in 1481 zijn vader Moelei Hassem van den troon en regeerde op eene gruwzame wijze, totdat Ferdinand van Aragon hem overwon en gevangen nam. Daar zijn vader inmiddels den troon heroverd had, verwierf Boabdil de vrijheid, onder voorwaarde, dat hij zijn vader zou aanvallen. Moelei Hassem stierf van verdriet, en Ferdinand maakte gebruik van de onlusten, welke in de stad waren uitgebroken, om haar te veroveren.
Boabdil nam de wijk naar Afrika en werd bevelhebber van een leger, dat de Koning van Fez uitzond tegen den Keizer van Marokko. De poort van het Alhambra-paleis, waardoor hij vlugtte, werd op zijn bevel digt gemetseld, en de berg, vanwaar hij de laatste maal den blik wendde naar het prachtig Granada, heet nog altijd “El ultimo sospiro del Moro (De laatste zucht van den Moor).”