Twee broeders, beide kruidkundigen, hebben dezen naam gedragen, te weten:
Johannes Bauhinus, een bekwaam botanicus, in 1542 te Basel geboren en een leerling van Fuchs en Gessner.
Hij deed reizen door Zwitserland, Duitschland, Frankrijk en Italië, om bouwstoffen te verzamelen voor een “kruidboek”, waarin hij alle bekende en ook vele nieuwe planten wilde beschrijven en rangschikken, — een werk, dat eerst 37 jaren na zijn dood in het licht is verschenen. Hij werd lijfarts van den hertog van Würtemberg te Mompelgard, en overleed in 1613.
Kasper Bauhinus, een veel jongere broeder van den voorgaande. Hij werd geboren in 1560 en bragt desgelijks op talrijke reizen een verbazend aantal planten bijeen. Zelfs bragt hij ze in teekening, en wegens zijne vriendschappelijke betrekking met vele geleerde mannen, kon hij gebruik maken van alle herbaria van ons werelddeel. Hierdoor was hij in staat gesteld, om zijn beroemd werk, “Pinax theatri botanici” getiteld, in het licht te geven. Door zijne uitgebreide plantenkennis had hij in zijn tijd een grooten invloed op de botanische wetenschap. De plantennamen, door hem voorgesteld, bleven langer dan eene eeuw in gebruik, en zelfs heeft Linnaeus er vele van behouden. Hij overleed als hoogleeraar te Basel in 1625.