Barmakieden of Barmekieden is de naam der nakomelingen van Barmak, een geneesheer en priester uit Balkh in Khorassan, die tot aan den tijd van Haroen al Rasjid met hooge ambten en bedieningen waren bekleed. Chalid, de zoon van Barmak, was ten tijde van Almansor Minister van Financiën en vervolgens stadhouder van Mossoel. Diens zoon Jahja was stadhouder van Aserbeidsjan en Arménië, — voorts secretaris van staat en opvoeder van Haroen al Rasjid. Twee zonen van Jahja werden in hooge betrekkingen geplaatst, en één van deze, Dsjafar genaamd, stond bij Haroen in zoo hooge gunst, dat hij geen oogenblik gemist kon worden.
Zelfs was hij tegenwoordig, wanneer de Khalif bezoeken ontving van zijne geliefde zuster Abasta. Om dit vergrijp tegen Oostersche zeden te vergoelijken, deed de Khalif zijn gunsteling met Abasta huwen, hoewel allen gemeenzamen omgang verbiedende. Toen de gehuwden heimelijk dit gebod overtraden, en dit door eene slavin — voorzeker op aanhitsing van benijders — aan den Khalif verraden werd, deed hij Dsjafar onthoofden en Abasta met hare tweelingen levend begraven, terwijl Jahja en zijne zonen in de gevangenis hun leven moesten eindigen (808 na Chr.). Zoo viel het roemrijk geslacht der Barmakieden.