Mossoel of Mosoel, de hoofdstad van een liwa in het Aziatisch-Turksch ejaleet Bagdad, op den regter oever van de Tigris en aan de helling van den Dsjebel Dsjoebelah, is door half vervallen muren omringd, heeft naauwe, ongeplaveide straten, eenige bazars, een aantal koffijhuizen en baden, meer dan 20 moskeeën en eenige kerken van de Nestorianen, Jacobieten en andere Christelijke secten. In het noordelijk gedeelte der stad bevinden zich de begraafplaatsen van onderscheidene Heiligen. De bevolking der stad, door sommigen op 30-, door anderen op 70000 geraamd, is zeer gemengd en bestaat uit Turken, Arabieren, Koerden, Chaldeeuwen enz. Mossoel is de zetel van een Turkschen pasja en heeft eene vaste militaire bezetting.
De handel, weleer aanzienlijk, is er in den laatsten tijd zeer vervallen; toch bestaat er nog altijd een belangrijke doorvoerhandel tusschen Bagdad, Syrië, Constantinopel en het binnenland van Koerdistan. Weleer werd er prachtig mousseline vervaardigd, — thans echter levert men er blaauwe katoenen stoffen, sjaals voor tulbanden enz. Eene schipbrug verbindt Mossoel met den oostelijken oever van de Tigris, waar weleer Ninivé zich verhief. Hoog boven de rivier verrijst de vesting, welke zich in een dragelijken toestand bevindt.