Balanceren is de kunst, om ligchamen in evenwigt te brengen en in evenwigt te houden. Zij speelt bij gymnastische oefeningen eene belangrijke rol. Op die kunst berust het staan en gaan, het loopen en springen.
Dergelijke bewegingen vormen een aanmerkelijk gedeelte der ligchamelijke opvoeding; zij geven aan het ligchaam veerkracht en vaardigheid. Vooral ook behooren daartoe het loopen op stelten en het schaatsenrijden. Bij uitnemendheid moeten de koorddansers bedreven zijn in de kunst van balanceren. Hierbij is steeds een hoofdvereischte, dat de loodlijn uit het zwaartepunt door het steunpunt of door de basis van het ligchaam gaat. De plaats van het zwaartepunt heeft derhalve bij het balancéren een aanmerkelijken invloed. Het is gemakkelijker een ligchaam te balancéren, waarin steunpunt en zwaartepunt ver uitéén liggen, dan een, waarin zij zich bij elkander bevinden. Men houdt op de opene hand gemakkeljjker een degen in evenwigt, als het gevest, dan als de punt naar boven is gekeerd.
Ook is de beweging van het zwaartepunt langzamer en kleine wijzigingen in den stand zijn meer merkbaar, wanneer het zwaartepunt hoog boven liet steunpunt gelegen is. Men kan een zwaren stok, wanneer hij niet te kort is, wel op den vinger balancéren, maar het is reeds moeijelijker, hem van den eenen vinger op den anderen over te brengen. Zeer moeijelijk is het, onderscheidene ligehamen tegelijk in evenwigt te houden. In vele gevallen wordt het balancéren bevorderd door den tegenstand der lucht. De Chinésche goochelaars zijn meesters in het balancéren. Dit laatste berust echter ook wel eens op misleiding, doordien de voorwerpen somtijds ondersteund worden op eene wijze, welke voor de toeschouwers verborgen blijft.