Deze woorden wijzen methoden van onderzoek aan, welke de geneesheer aanwendt, om de gesteldheid van de borstorganen te ontdekken. Schoon men in ouden tijd ook wel iets dergelijks vermeld vindt, heeft men ze eerst ruim eene eeuw naar behooren toegepast (Auenbrugger 1761, Laennec 1819, Piorry 1828, Skoda 1839). Daardoor heeft men onderscheidene ziekten, die te voren minder goed of niet begrepen werden, naauwkeurig leeren kennen.
Bij onze inademing dringt de lucht door het strottenhoofd en de luchtpijp in de longen en wél door telkens fijnere luchtbuisjes in de longcellen. Bij onze uitademing heeft het omgekeerde plaats. Door zamendrukking der longen wijkt de lucht uit die cellen in de telkens ruimer wordende buizen en gaat door de luchtpijp naar buiten. Als de lucht door die buizen trekt, veroorzaakt zij er een geruisch, dat bij een gezonden toestand der longen naauwelijks hoorbaar is. Is het slijmvlies, waarmede de luchtkanalen zijn bekleed ontstoken en opgezwollen, dan gaat de lucht er met moeite doorheen en het ademhalingsgeruisch wordt sterker, ja, wel eens zoo sterk, dat zich het gepiep der ademhaling op eenigen afstand doet hooren. Is er slijm opgehoopt in die buizen, dan verneemt men daarenboven een kokend of borrelend geluid, hetwelk door de werking der lucht op dat slijm veroorzaakt wordt. Dat geluid is zeer verschillend naar gelang van de plaatsen, waar zich het slijm heeft opgehoopt, en tevens naar gelang van de meerdere of mindere taaiheid van het slijm. Zijn de longblaasjes en de fijne vertakkingen der luchtpijp met etter gevuld, bijvoorbeeld bij longontsteking, dan kan de lucht er niet in doordringen, en op die plek zal men geen ademhalingsgeruisch vernemen. Het opmerken van die verschillende geluiden draagt den naam van auscultatie van het Latijnsche woord auscultare (beluisteren). Hiertoe legt men het oor onmiddellijk op de borst (onmiddelbare auscultatie), of men gebruikt eene gehoorbuis, door Laennec uitgevonden en stethoscoop genaamd. Deze laatste bestaat uit eene ivoren plaat (a fig. 1 op ⅓de der natuurlijke grootte) en eene buis van hard hout, welke aan het onderste uiteinde wat wijder uitloopt. Dit uiteinde wordt op de borst geplaatst, terwijl de geneesheer het oor legt op de ivoren plaat, die van eene opening is voorzien. Het onderzoek met dit instrument verschaft vele voordeelen, — vooral dit, dat het den onderzoeker veroorlooft, het geluid van eene kleine plek op te merken zonder dat der aangrenzende plekken te vernemen. Ook bij het onderzoek van hartziekten bewijst de stethoscoop uitstekende diensten, — voorts bij stoornissen in de bloedvaten, bij schijndood enz.
De percussie, afgeleid van het Latijnsche woord percutere (kloppen, tikken), bestaat daarin, dat men door op een ligchaamsdeel te kloppen een toon voortbrengt , uit wiens geluid men gevolgtrekkingen opmaakt omtrent de gesteldheid van het weefsel of van het orgaan, waarop geklopt wordt. Men bedenke slechts, hoe verschillend de toon is van een gevuld en van een ledig vat. Dit laatste klinkt hol, — het eerste dof. Klopt men nu op eene borst met gezonde of luchtbevattende longen, zoo verneemt men een geheel anderen toon dan in het geval, dat de luchtwegen met etter en slijm zijn gevuld. Ook voor het onderzoek van het hart, van de milt enz. is de percussie van groot belang.
Voorheen klopte men met de vingertoppen op de plaats, die men wilde onderzoeken. Dit is wel eens pijnlijk voor den zieke en geeft geene duidelijke uitkomsten. Beter is het steeds , den wijsvinger der linkerhand op de plek te leggen, die men onderzoeken wil, en dan met den vinger der regterhand op dien wijsvinger te trommelen. Het doelmatigst is echter het gebruik van den plessometer, in de figuren 2 en 3 op ½de der natuurlijke grootte voorgesteld. Hij bestaat enkel uit een plaatje van ivoor of van eene andere stof, die op het ligchaam wordt gedrukt en waarop men klopt. Men gebruikt hiertoe ook wel een hamertje, zooals in fig. 4 op ⅓de der natuurlijke grootte is afgebeeld (b is het hamertje, g de steel).
Het vereischt eene groote mate van oefening, door middel van auscultatie en percussie de gesteldheid van een ligchaamsdeel te onderzoeken. Men moet naauwkeurig kunnen luisteren, bij de percussie goed weten te kloppen , de verschillende toonen onderscheiden en de beteekenis van eiken toon verstaan.