Arntzenius is de naam van een Nederlandsch geslacht, dat onderscheidene geleerde mannen heeft opgeleverd. Tot hen behooren:
Johannes Arntzenius, die in 1702 te Wesel geboren werd. Hij studeerde te Utrecht en werd in 1728 tot hoogleeraar in de geschiedenis te Nijmegen en in 1742 in plaats van Burman tot hoogleeraar te Franeker benoemd. Hij overleed er in 1759. Hij heeft zich verdienstelijk gemaakt door de uitgave van eenige classieke schrijvers.
Otto Arntzenius, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Arnhem in 1703 en ontving in 1741 de benoeming tot rector der Latijnsche school te Amsterdam, waar hij in 1763 overleed. Ook deze heeft onderscheidene geschriften uitgegeven, die op de classieke oudheid betrekking hebben.
Johannes Henricus Arntzenius, een zoon van Johannes. Hij werd geboren te Nijmegen in 1734 en was hoogleeraar in de regten te Utrecht, waar hij in 1797 overleed. Hij heeft “Institutiones juris Belgici” en eenige wijsgeerige verhandelingen uitgegeven.
Pieter Nicolaas Arntzenius, een zoon van Otto. Hij werd geboren te Delft in 1745 en was advocaat te Amsterdam, waar hij den 14den Januarij 1799 overleed. Hij heeft zich als dichter en regtsgeleerde onderscheiden.
Jan Otto Arntzenius, een zoon van Johannes Henricus. Hij werd den 24sten April 1771 te Zutphen geboren en in 1795 tot doctor in de regten bevorderd. In 1801 werd hij benoemd tot hoogleeraar aan de Académie te Harderwijk, en hij bekleedde die betrekking met lof tot aan de opheffing der hoogeschool. Later werd hij vrederegter en lid van den gemeenteraad te Harderwijk en genoot er wegens zijne voortreffelijke hoedanigheden de algemeene achting. In het jaar 1820 nam hij zijn ontslag en betrok een buitenverblijf bij Leiden, waar hij in 1825 overleed.
Robert Hendrik Arntzenius, een zoon van Pieter Nicolaas. Hij werd geboren te Amsterdam den 19den December 1777. Hier genoot hij de leiding van een voortreffelijken vader, vervolgens het onderwijs van den uitstekenden R. van Ommeren, rector der Latijnsche school, en studeerde vervolgens aan het Athenaeum aldaar in de dagen van Wyttenbach, van Swinden en Cras, waarna hij in 1798 te Leiden tot meester in de regten bevorderd werd.
In het volgende jaar verloor hij zijn vader en aanvaardde hij de betrekking van secretaris van het Departementaal bestuur van den Amstel. Na dien tijd was hij in onderscheidene aanzienlijke betrekkingen werkzaam. In het begin van 1814 werd hij advocaatfiscaal voor de middelen te lande in Noord-Holland, in 1820 rijksadvocaat, in 1822 lid van de Tweede Kamer der Statengeneraal, en hij overleed den 23sten Nov. 1823.
Robert Hendrik was een uitstekend letterkundige. Den tijd, die hem van zijn drukke ambtsbezigheden overbleef, wijdde hij gaarne aan de Latijnsche en bij voorkeur aan de Nederlandsche dichtkunde, en dat hij hierin gelukkig slaagde, blijkt uit zijne “Dichtlievende uitspanningen” en uit zijne “Nagelaten gedichten.”
Diederik Johannes Agathus Arntzenius, een zoon van Robert Hendrik. Hij werd geboren den 17den October 1807 te Amsterdam, en overleed aldaar den 28sten Augustus 1848. Hij was een ervaren geneesheer, die onderscheidene geschriften van geneeskundigen inhoud heeft uitgegeven.
Herman Arntzenius, een zoon van Johannes Henricus. Hij werd geboren te Zutphen in 1765 en ontving in 1800 eene benoeming tot hoogleeraar in de regten aan de académie te Utrecht. Hij was bekend als een uitmuntend regtsgeleerde en letterkundige en overleed in genoemde académiestad op den 15den November 1842.