Men geeft den naam van aquatintamanier aan eene eigenaardige wijze van gravuren op koper of staal, waardoor de gravure tot misleiding toe op eene teekening met Oostindischen inkt of sepia gelijkt. De uitvinder van deze manier, die op allerlei onderwerpen kan worden toegepast en vooral fraaije lichteffecten levert, is een Engelschman, Gilpin genaamd. Pieriger, Haldenwang en Jazet waren meesters in de aquatintamanier. De omtrekken worden op de gewone wijze op de goed gepolijste koperen of stalen plaat overgebragt en met de etsnaald opgewerkt. Men zuivert vervolgens de plaat en ontdoet haar geheel en al van de vetlaag.
Nu verwarmt men de plaat en bedekt haar met eene laag colophonium of mastixpoeder, waarvan de korreltjes even smelten, maar tusschenruimten genoeg behouden om aan het bijtend vocht toegang te verleenen. Dit kan ook geschieden door de plaat te begieten met eene oplossing van colophonium (hars) in spiritus. Als deze laatste verdampt laat hij het colophonium en tevens de vereischte tusschenruimten achter. Voorts gebruikt men voor de meest verlichte partijen een dekkend vernis, hetwelk die plekken tegen het etsend vocht beveiligt; telkens bedekt men nieuwe plekken en stelt de overige bloot aan het uitbijten. Dit geschiedt wel eens tot 30 malen toe, zoodat de kunstenaar op die wijze eene menigte schakéringen kan aanbrengen.
Eene andere handelwijze is deze. Men teekent op de plaat, welke met eene colophoniumlaag bedekt is, de voorstelling, die men geëtst wil zien. Dit teekenen geschiedt met een penseel, dat in eene oplossing van honig of suiker in water onder toevoeging van eenig lampzwart is gedoopt. Hierna dekt men de plaat met een vernis van asphalt, dat in terpentijn is opgelost. Dit vernis wordt droog op de niet bepenseelde plaatsen. Als nu de plaat in water wordt gedompeld, verdwijnt de dekkende laag van de bepenseelde gedeelten, zoodat deze alleen door het bijtend vocht (verdund salpeterzuur) worden aangetast. Door die beide manieren op dezelfde plaat toe te passen, kan men aan de gravure een hoogen graad van volkomenheid geven.
Voorheen gebruikte men bij het vervaardigen van zoodanige etsen uitsluitend koperen platen, die zoo week zijn, dat zij niet meer dan 500 goede afdrukken kunnen geven. Thans echter neemt men stalen platen, — ’tgeen het eerst met goed gevolg in het atelier van het Bibliographisch instituut te Hildburghausen in zwang is gebragt. Eene staalplaat door middel der aquatintamanier in gereedheid gebragt, levert zelfs 10,000 goede afdrukken.