Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Adelaars-hout

betekenis & definitie

(aquilaria) Dit hout is afkomstig van eene groep van boomen (aquilariaceae), die slechts twee geslachten telt, gyrinops en aquilaria. De Portugezen hebben het zoo genoemd, omdat zijn Indische naam agil wel wat op hun aguila (adelaar) gelijkt. Het wordt ook wel agal-, aloë-, kalambak- en paradijs-hout genaamd.

Het geslacht aquilaria heeft een kringvormig, lederachtig omhulsel met een vijftandigen zoom. De tien meeldraden zijn ongelijk van lengte; de langste staan vóór de tanden en de kortste er tusschen. De vruchtknop is omgekeerd eivormig en stomp, en hierop ziet men den gewelfden naad. De vrucht is houtachtig. De voornaamste soort, a. agallocha, heeft puntige, lancetvormige bladen en okselstandige bloemschermen. Zij komt zoo zelden voor, dat zelfs Decandolle ze niet bezat. Zij is enkel in sommige bergstreken in het oosten van Bengalen te vinden, waar Dr. Nathanaël Wallich, een verdienstelijk Deensch kruidkundige, haar aantrof. Zij verheft er zich in boomen ter hoogte van 30 el met een omvang van 4 el. Het hout is wit, zeer ligt en poreus en bevat in donkere aderen het hooggeprezen parfum, aggaer of oeggor, der Oosterlingen. Men kneust de aderen in een mortier en men kookt ze vervolgens af, waarna het geurig vocht op de oppervlakte drijft. Dioscorides gewaagt reeds van dit hout, dat hij Αγάλλοχον noemde. De beste soort, kalambak genaamd, die in Azië tegen goud wordt opgewogen, schijnt afkomstig te wezen van aloëxylon agallochum Lour., een vlindergewas, en van excoecaria agallocha L., eene sapplant. Het agallocha-hout wordt langzamerhand zwart en heeft een aangenamen geur. Eene andere soort, gero genaamd, riekt naar muskus en komt van aquilaria malac censis.AdelaarshoutIn de voorgaande afbeelding zien wij een tak van aquilaria agallocha, benevens eene vergroote en eene opengesnedene bloem. Het blad en de bloemen zijn ongeveer zoo groot als die van den wilden olijfboom (elaeagnus angustifolia).

< >