ziekelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. geneigd om vaak ziek te zijn
♢ Hij was altijd al een ziekelijk kind geweest.
2. geestelijk ongezond
♢ Hij had een ziekelijke neiging om mensen te begluren.
ziekelijk - Bijwoord
1. op geestelijk ongezonde wijze
♢ Hij was ziekelijk jaloers.
Woordherkomst
Afgeleid van ziek met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
Gepubliceerd op 30-10-2017
ziekelijk
betekenis & definitie