Gepubliceerd op 30-10-2017

ziekelijk

betekenis & definitie

ziekelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. geneigd om vaak ziek te zijn
Hij was altijd al een ziekelijk kind geweest.
2. geestelijk ongezond
Hij had een ziekelijke neiging om mensen te begluren.

ziekelijk - Bijwoord
1. op geestelijk ongezonde wijze
Hij was ziekelijk jaloers.

Woordherkomst
Afgeleid van ziek met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-