zeem - Zelfstandignaamwoord
1. (m) en (n) een stuk zeemleer waarmee men een glazen ruit droog kan wrijven.
♢ Ik zal die zeem even uitwringen.
2. (n) zeemleer, leer gemaakt van gemzenhuid.
♢ Zeem heeft heel handige eigenschappen voor huishouders.
zeem - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zemen
♢ Ik zeem
2. gebiedende wijs van zemen
♢ zeem!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zemen
♢ zeem je?
Synoniemen
[1] zeemlap, zeemvel
Gepubliceerd op 30-10-2017
zeem
betekenis & definitie