winkelen - Werkwoord
1. van winkel tot winkel gaan en inkopen doen
♢ Ze winkelden de hele middag en kwamen voldaan en beladen met allerlei nieuwe kleren weer thuis.
Woordherkomst
Afgeleid van winkel met het achtervoegsel -en
Gepubliceerd op 31-10-2017
winkelen
betekenis & definitie