vrijster - Zelfstandignaamwoord
1. ongetrouwde vrouw
♢ De oude vrijster was altijd chagrijnig.
2. beminde of minnende vrouw die nog niet getrouwd is
♢ Acanthus toont een felgekleurde populaire gravure uit circa 1680, met als thema `de vrijstersboom'. Op deze amusante volksprent staat een groep smachtende vrouwen onder een pereboom die beladen is met aantrekkelijke mannen. `Dit zijn de peeren die vrijsters begeeren,' meldt het onderschrift.
3. Sinterklaaspop die een ongetrouwde vrouw voorstelt
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van vrijen met het achtervoegsel -ster
Synoniemen
[1] ongehuwde
[2] beminde, deern, geliefde, minnares
[3] speculaaspop
Gepubliceerd op 31-10-2017
vrijster
betekenis & definitie