Gepubliceerd op 31-10-2017

voorbij

betekenis & definitie

voorbij - Bijvoeglijk naamwoord
1. wat al in het verleden ligt
In de voorbije jaren waren er grote demonstraties in Teheran, Sjiraz en zelfs Masjhad.

voorbij - Bijwoord
1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord een bepaald punt passeren
voorbijgaan: Hij ging op de fiets voorbij.

Woordherkomst
samenstelling van voor en bij