voorbij - Bijvoeglijk naamwoord
1. wat al in het verleden ligt
♢ In de voorbije jaren waren er grote demonstraties in Teheran, Sjiraz en zelfs Masjhad.
voorbij - Bijwoord
1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord een bepaald punt passeren
♢ voorbijgaan: Hij ging op de fiets voorbij.
Woordherkomst
samenstelling van voor en bij
Gepubliceerd op 31-10-2017
voorbij
betekenis & definitie