vermogen - Zelfstandignaamwoord
1. (financieel) een kapitaal aan geld -> bezit, bezitting, eigendom
♢ De buurman heeft een flink vermogen.
2. de kwaliteiten om iets te kunnen doen, capaciteit
♢ Hij heeft niet het vermogen om leiding te geven aan die groep.
3. (natuurkunde) de hoeveelheid verrichte arbeid per tijdseenheid, uitgedrukt in de SI-eenheid Watt
♢ Een goed getrainde fietser kan continu een vermogen van 130 watt leveren.
vermogen - Werkwoord
1. (modl)(formeel) in staat zijn, kunnen
♢ Wij vermogen niet in te zien wat op dit moment het spoedeisende karakter is.
♢ (...) sulcks nochtans volcomelijck heeft vermogen te doen ende gedaen, (...)
2. absoluut in staat zijn iets te bewerkstelligen
♢ Tegen dat virus vermogen we nu niet veel, maar met die nieuwe vaccinatieresultaten komt daar mogelijk verandering in.
Woordherkomst
afgeleid van mogen met het voorvoegsel ver-
Synoniemen
[2] bekwaamheid, competentie, potentieel
Antoniemen
onvermogen
Gepubliceerd op 31-10-2017
vermogen
betekenis & definitie