vaststaan - Werkwoord
1. zeker zijn
♢ De investeringsmaatschappij trekt alleen geld uit voor projecten waarvan vast staat dat ze geld opbrengen.
2. onveranderlijk zijn, onbeweegbaar stilstaan
♢ Uit uw woorden blijkt dat uw besluit vast staat.
♢ De auto bleef op de spoorwegovergang vaststaan.
♢ Bij de spaarloonregeling moet het gespaarde geld vier jaar vaststaan.
Woordherkomst
samenstelling van vast en staan
Gepubliceerd op 31-10-2017
vaststaan
betekenis & definitie