vastgeroest - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van vastroesten
vastgeroest - Bijvoeglijk naamwoord
1. zolang al hetzelfde gebleven dat het niet meer kan veranderen
♢ Toch is het verhaal van Pim Lammers juist niet tandeloos of simplistisch zoetsappig – en dat maakt Het lammetje ijzersterk. Het gebeurt subtiel, maar het onbegrip dat transgenders tegenkomen zit er óók in. Bijvoorbeeld de boer, de eigenaar der dieren, zit vol vastgeroeste vooroordelen: ‘Een schaap dat in de modder wil rollen? Dat kan helemaal niet! Hier moet een dierenarts naar kijken.’ Die voel je. Net als de druk om je te conformeren, die het verhaal aanstipt: ‘Zeg eens bèèh?’ vraagt de dierenarts, maar het lammetje zegt: ‘Oink.’ Dat doktersbezoekje heeft overigens wel een positief gevolg: de arts heeft de oplossing, in de vorm van het scheerapparaat en de krultang. Mooi! Al kun je ook denken: lichtelijk verontrustende apparaten, vooral die krultang voor de varkensstaart (au!). Met zo’n detail belicht Lammers’ verhaal de niet geringe impact van een transitie.
2. (letterlijk) door roesten helemaal aan elkaar gekoekt
♢ WD-40-spray is net Coca-Cola. Er wordt beweerd dat het zelfs de meest vastgeroeste bouten waar steeksleutels spontaan bij afbreken nog los krijgt en de fabrikant houdt de exacte ingrediënten angstvallig geheim.
Woordherkomst
voltooid deelwoord van vastroesten, op te vatten als samenstelling van vast(bijwoord) en geroest(werkwoord)
Synoniemen
[1] verstokt
Antoniemen
[1] flexibel, veranderbaar
Gepubliceerd op 31-10-2017
vastgeroest
betekenis & definitie