vasten - Zelfstandignaamwoord
1. een tijd waarin men zich meest om religieuze redenen bepaalde zaken, veelal voedsel, ontzegt
♢ Tijdens de vasten was hij door ziekte genoopt van zijn gelofte af te zien.
vasten - Werkwoord
1. (inerg) zich onthouden van voedsel
♢ Hij vastte soms een dag.
vasten - Bijvoeglijk naamwoord
1. verouderde spelling of vorm van vaste van vóór 1946/47 Gold voor accusatief (m) enkelvoud.
Gepubliceerd op 31-10-2017
vasten
betekenis & definitie