uitschieten - Werkwoord
1. (intr) een onbedoelde plotselinge beweging maken
2. (figuurlijk) (intr) heftig uitvallen
3. (scheepvaart) (van de wind) plotseling harder worden
4. (plantkunde) uitlopen, spruiten
5. (voetbal) (ov) (de bal) het veld intrappen
6. (ov) door schieten wegnemen
7. (ov) naar buiten gooien, vieren
Woordherkomst
samenstelling van uit en schieten
Verwante begrippen
losspringen, [4] botten, uitbotten, uitspruiten
Gepubliceerd op 31-10-2017
uitschieten
betekenis & definitie