uitlaten - Werkwoord
1. (ov) iemand ~: iemand het huis uit begeleiden
♢ Laat jij de gasten even uit?
2. (ov) iets ~: een huisdier -meest een hond- naar buiten laten
♢ De hond wordt altijd 's avonds nog even uitgelaten.
3. (refl) zich ~ over: een uitspraak ergens over doen
♢ De bewindsman liet zich hier niet over uit.
uitlaten - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitlaat
Woordherkomst
samenstelling van uit(bijwoord) en laten(werkwoord)
Gepubliceerd op 01-11-2017
uitlaten
betekenis & definitie