trimmen - Werkwoord
1. (inerg) trainen om fit te blijven
♢ Ik trim elke ochtend een half uurtje in het park.
2. (ov) het knippen van haren (bij dieren) of het bijknippen van de baard (bij mensen)
♢ Zelf uw hond trimmen?
3. het verplaatsen/verdelen van gewicht of veranderen van de stand of positie van zeilen om het schip niet te veel voor- of achterover te laten liggen en zo beter of sneller te laten varen
4. het regelen van drijfvermogen bij het duiken met behulp van een trimvest, om te zorgen dat het drijfvermogen van een duiker neutraal blijft en blijft zweven onder water. Men laat dan meer of minder lucht in het trimvest lopen om uit te balanceren.
Woordherkomst
van het Engels
Gepubliceerd op 01-11-2017
trimmen
betekenis & definitie